Alleen met God krijgt het leven zin
Waarom zou ik eigenlijk in God geloven? Ik heb alles wat ik nodig heb: een goede baan, een fijne relatie en de toekomst lacht me toe. Als er iets niet relevant is in mijn leven is het God wel. Bij God denk ik juist aan beperkingen door regels, beknotting van mijn vrijheid. Waarom zou ik van alles moeten en laten zonder dat ik dat wil? Voor mijn passies in het leven, zoals tennis, uitgaan en reizen, heb ik geen God nodig.
Krijg jij soms ook zo’n reactie wanneer je over het geloof begint? Of is dit misschien hoe je zelf tegen God aankijkt? In een maatschappij waarin er van de wieg tot het graf voor je gezorgd wordt, kan zo’n beeld makkelijk ontstaan. Bovendien blijken er heel wat mensen te zijn die niet geloven en toch lekker in hun vel zitten, terwijl er genoeg gelovigen rondlopen die duidelijk niet gelukkig zijn.Een mens kent verschillende soorten behoeften: bijvoorbeeld fysieke (voedsel, onderdak, kleding, slaap), psychische (gezond zelfbeeld, gebalanceerd karakter) en sociale (de mens kan niet zonder andere mensen). Een belangrijke behoefte in verband met bovenstaande vraag is dat de mens zichzelf vragen stelt als: Waarom zijn we hier op aarde? Waar komen we vandaan? Waar gaan we naartoe?
De menselijke neiging om deze vragen te stellen, wordt wel aangeduid als de ontologische behoefte. Deze behoefte is op zich al een reden waarom er godsdiensten zijn en waarom iedereen zijn eigen levensfilosofie heeft.
Al die mensen die God als irrelevant beschouwen, verwarren de ontologische behoefte met één of meer andere behoeften. Het is verleidelijk om, wanneer je fysieke, psychische en sociale behoeften voorzien zijn, te denken dat daarmee de kous af is. De vraag naar de betekenis van het bestaan mag dan wel door al die andere voorzieningen als het ware gedempt worden, maar de vraag zelf blijft levensgroot staan.
Vergelijk het met iemand die veel alcohol op heeft en zo tijdelijk zijn narigheid vergeet. Tennis, feesten en reizen kunnen reëel in een behoefte voorzien, bijvoorbeeld als uitlaatklep, als hobby, als vlucht uit de realiteit of bevrediging van nieuwsgierigheid. Maar ze kunnen de behoefte aan een antwoord op de vraag naar de zin en betekenis van ons bestaan niet vervullen.
Diepe nood
Uiteindelijk zijn er trouwens maar heel weinig mensen die zich de luxe kunnen veroorloven van de verdoving van een aangenaam leven. Een groot deel van de mensheid bijvoorbeeld, is in diepe armoede gedompeld. Elke dag is een strijd om te overleven. Voor mensen met een chronische ziekte geldt deze luxe ook niet. Hetzelfde kan gezegd worden over mensen die psychisch zwaar te lijden hebben. Moeten al deze mensen dan maar concluderen dat ze pech hebben omdat ze niet bij de ”lucky few” behoren die zonder zorgen kunnen leven? En wie leeft er uiteindelijk zonder zorgen? Dat doen alleen de mensen die tegen beter weten in vol blijven houden dat er geen vuiltje aan de lucht is.
Laten we deze ontologische behoefte eens uitdiepen. Ieder mens weet zich geconfronteerd met de eindigheid van zijn bestaan. We weten allemaal dat we eenmaal zullen sterven. Onze aspiraties, onze hoop, onze liefde, onze arbeid: het is allemaal nutteloos in het licht van een zeker einde van ons bestaan.
Dit is een diepe nood. Het is een vraag waarop we geen antwoord weten. Het is de schok van een kind dat opgroeit en ontdekt dat papa en mama eens zullen sterven. Het is de bittere overgave aan het lot van iemand die gezwoegd en geploegd heeft maar uiteindelijk met lege handen staat. Het is een lot waaraan we niet ontsnappen kunnen.
Gaan onze hobby’s hier helpen? Ze bieden ten hoogste soelaas om weg te kijken van die onvermijdelijke horizon. Meer niet. Voor een mens die de ‘irrelevante’ God de deur heeft gewezen en op zichzelf teruggeworpen wordt, is het leven zonder ultieme betekenis, zonder blijvendheid en dus zonder hoop. Voor wie dit onder ogen ziet, is het begrip ”ontologische behoefte” ineens niet meer een abstract filosofisch woord, maar de definitie van de menselijke wanhoop: de mens vergaat samen met zijn aspiraties tot stof.
Rijke dwaas
En zo krijgen we de vreemde situatie dat de antwoorden op onze andere behoeften de aandacht af kunnen leiden van de bestaansvraag. Ze kunnen zo zelfs tegen ons welzijn ingaan. De mensen die God als irrelevant beschouwen, zijn in deze val getrapt. Ze lijken op de rijke man uit de gelijkenis van Jezus, die een grote oogst had binnengehaald en van plan was lekker te gaan genieten. En God zei tegen hem: „Gij dwaas! In deze nacht zal men uw ziel van u afeisen; en hetgeen gij bereid hebt, van wie zal het zijn?” (Luk. 12:20). Het begin van de oplossing is deze vergissing in te zien en de ontologische vraag opnieuw centraal te stellen.
Godsdiensten, filosofieën en wereldbeelden zijn pogingen van de mens om deze vraag naar het doel en de zin van het bestaan te beantwoorden. Nu komen die antwoorden in allerlei soorten en maten en ze kunnen daarom onmogelijk allemaal waar zijn. Het christelijk geloof biedt een wereldbeeld dat de ontologische vraag serieus neemt én een zinvol antwoord geeft. De Bijbel laat zien dat God de mens heeft geschapen voor een doel dat voorbij de grenzen van deze aardse werkelijkheid reikt.
Maar om dat doel te bereiken is onze tijdelijke wereld met al zijn lijden en verdriet een belangrijk instrument in Gods hand om ons te leiden naar Zijn doel: een eeuwige toekomst samen met onze Schepper, zonder verdriet, ziekte, dood of zonde. In de ontologische vraag zou je eigenlijk de zachte stem van God kunnen zien die ons trekt, tot nadenken stemt en uitnodigt te vragen: Waarom ben ik hier? Wat is het doel van mijn bestaan?
We hebben een referentiepunt nodig buiten onszelf en buiten deze werkelijkheid om haar zinvol te maken. Jezus Christus verlost ons van de consequenties van een leven zonder God. Hij brengt ons terug bij God door ons met Hem te verzoenen. Zo mogen we Gods doel met ons leven ontdekken; een doel dat strekt tot voorbij de dood en zo de diepe ontologische behoefte van de mens beantwoordt. Uiteindelijk krijgt het leven alleen zin met God.
Jos de Keijzer, masterstudent Christian Thought aan Bethel Seminary in Minnesota (VS).Heeft u een vraag voor deze rubriek of wilt u reageren? weerwoord@refdag.nl.
Verder lezen over dit onderwerp:
C.S. Lewis, “Het problem van het lijden”, Kampen 2001.
Kelly James Clark, “When Faith is not Enough”, Grand Rapids 1997.
Ravi K. A Zacharias, “Shattered Visage: The Real Face of Atheism”, Grand Rapids 1993.