Godsdienst en samenleving
Titel:
”Godsdienst en samenleving. Een introductie in de godsdienstsociologie”
Auteur: dr. G. Dekker en dr. H. C. Stoffels
Uitgeverij: Kok
Kampen, 2001 (5e druk)
ISBN 90 435 0398 3
Pagina’s: 239
Prijs: € 22,73 (ƒ(49,90).In de gereformeerde gezindte is de belangstelling voor godsdienstsociologie en ook de acceptatie daarvan de laatste decennia aanzienlijk toegenomen. Deze vorm van wetenschapsbeoefening wordt niet meer direct geassocieerd met vrijzinnigen als Kruijt en Banning. Dat is een reden te meer om aandacht te vragen voor de grondig herziene versie van het inleidingsboek ”Godsdienst en samenleving”, die onlangs verscheen. Naast de emeritus hoogleraar dr. G. Dekker treedt thans ook zijn opvolger, prof. dr. H. C. Stoffels, als auteur op.
Een andere ontwikkeling die het evenzeer waard is om gesignaleerd te worden, is dat de belangstelling voor godsdienstsociologie veelal verschoof van de sociale faculteit naar de theologische. De grondleggers van de moderne sociologie, Marx, Weber en Durkheim, hielden zich indertijd uitgebreid bezig met de betekenis van de godsdienst. Na 1945 nam Nederland een tijdlang een belangrijke plaats in bij de beoefening van de godsdienstsociologie, zij het dat die vooral plaatsvond in verzuilde instituten als het Kaski en het Gereformeerd Sociologisch Instituut.
Met de secularisatie van de moderne maatschappij is echter voor veel sociologen de relevantie van dit thema sterk afgenomen. Tekenend is in dit verband dat in de bekende inleiding tot de sociologie van dr. H. de Jager en dr. A. L. Mok (inmiddels toe aan de 11e druk) het hoofdstuk over godsdienstsociologie al jaren geleden is weggevallen.
Grondig herzien
Niet zonder reden presenteren de samenstellers van ”Godsdienst en samenleving” de nu verschenen vijfde druk van hun boek als een grondig herziene uitgave. Er is nogal het een en ander op de kop gezet. Wel is de opzet gelijk gebleven, waarbij de rechterpagina’s de doorlopende tekst bevatten en de linkerpagina’s gereserveerd zijn voor fragmenten uit allerlei artikelen en boeken die nader ingaan op thema’s die op de rechterpagina aan de orde zijn. Men kan het boek dus in een hoger en een lager tempo doornemen.
Doelgroep van de uitgave zijn nog steeds de studenten in het wetenschappelijk en hoger beroepsonderwijs. Daarnaast is het boek ook bruikbaar in allerlei cursussen waarin de positie van kerk en godsdienst aan de orde komt.
Aandacht wordt geschonken aan godsdienst als maatschappelijk verschijnsel, aan godsdienst en de modernisering van de samenleving, secularisatie, de crisis van de georganiseerde christelijke godsdienst en veranderingen op godsdienstig gebied. Ook de positie van de islam krijgt, zij het beperkt, aandacht.
De auteurs typeren de evangelische beweging als een van de meest opvallende en succesvolle individugerichte bewegingen op het kerkelijk erf. Zij constateren ook dat evangelischen zich de laatste jaren minder fel opstellen tegen maatschappelijke en kerkelijke ontwikkelingen en de dialoog zoeken met de (post)moderne cultuur. Die verschuiving is inderdaad niet zonder betekenis.
Een hoofdstuk over religie in Nederland in het begin van de 21e eeuw sluit het geheel af. De auteurs concluderen daarin dat het moeilijk is om de toekomstige ontwikkelingen op het gebied van de godsdienst te beschrijven. Zeker op dit terrein zijn er te veel „onverwachte gasten” in de geschiedenis.
Bovendien is de godsdienst thans meer een culturele kracht geworden in plaats van een sociale institutie en dat vergroot de onvoorspelbaarheid. Duidelijk is wel dat de godsdienst in de toekomst zo pluraal en zo geïndividualiseerd zal zijn, dat het onmogelijk is om over de godsdienst van de toekomst te spreken.
Kritiek Tennekes
Qua aanpak sluiten de auteurs van het boek aan bij de hoofdstroom van de godsdienstsociologie, die zich baseert op het methodologisch atheïsme. Daarin onthoudt men zich van een oordeel over religieuze waarheden, inclusief het godsbestaan. De kritiek van hun collega dr. J. Tennekes (onder meer in zijn enkele jaren geleden verschenen boek ”Onderzoekers en gelovigen”) op deze a-priori’s van het sociaal-wetenschappelijk onderzoek naar religie komt slechts zeer summier aan de orde.
Volgens Tennekes is de grens tussen methodologisch atheïsme en gewoon atheïsme erg dun. De realiteit waarop christelijke geloofsvoorstellingen betrekking hebben, wordt door de onderzoeker bij voorbaat al tussen haakjes gezet. En onderzoek dat zonder God begint, zo luidt zijn stelling, komt ook altijd zonder God uit. Bij een publicatie van twee VU-hoogleraren had het mijns inziens voor de hand gelegen dat zij meer op deze problematiek waren ingegaan.