Per week 50 boeren minder
Het aantal boeren in Nederland daalt al jaren gestaag. De bedrijfsopvolgers zijn wel steeds hoger opgeleid. Willen ze echter een groot bedrijf, dan zal de partner mee moeten werken.
Steeds minder boerenHet aantal boeren in Nederland daalt al jaren gestaag. De laatste vijftien jaar stopten per week gemiddeld meer dan vijftig boerenbedrijven verspreid over het land.
Begin jaren negentig waren er nog ruim 120.000 boerenbedrijven in Nederland, nog geen twintig jaar later is dat aantal bijna gehalveerd tot zo’n 67.000 bedrijven.
Steeds hoger opgeleid
Bedrijfsopvolgers in de landbouw zijn steeds hoger opgeleid. In 1996 had een kwart van de bedrijfsopvolgers alleen lager onderwijs of een lagere beroepsopleiding. Dat aantal is intussen geslonken tot niet meer dan 15 procent.
Het aantal bedrijfsopvolgers met een hogere beroepsopleiding aan bijvoorbeeld de Christelijke Agrarische Hogeschool in Dronten of een universitaire studie nam juist flink toe: van een op de acht in 1996 tot ruim een kwart nu.
Steeds langer actief
Boeren blijven tot op steeds hogere leeftijd actief in hun bedrijf. Meer dan 13.000 van de 67.000 boeren zijn ouder dan 65 jaar. Ruim 1200 van hen zijn zelfs boven de 80 jaar nog actief.
Volgens het CBS blijven boeren wellicht steeds langer financieel betrokken bij de boerderij als gevolg van de sterk gestegen waarde van de bedrijven. Daardoor wordt bedrijfsoverdracht steeds lastiger. Oudere boeren blijven langer op het bedrijf om de bedrijfsopvolger meer tijd te geven de boerderij te kunnen overnemen.
In deze periode kan de opvolger zich „in het bedrijf werken.” Daarnaast moeten boeren zelf zorgen voor hun pensioenopbouw.
Steeds groter met hulp
Boeren met een levenspartner die meewerkt op de boerderij, hebben grotere landbouwbedrijven dan alleenstaande boeren of boeren met een niet-meewerkende partner.
Gemiddeld is het bedrijf van boeren met een meewerkende partner 15 procent groter, becijferde het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) eerder dit jaar.
Voor de grote meerderheid van de boeren (62 procent) geldt dat ze over een meewerkende partner beschikken. Een minderheid van 11 procent heeft een partner die níét meewerkt. De overige groep, met 27 procent toch nog altijd ruim een kwart, heeft geen partner.
Bron: CBS.