Cliteurs aanval opreligie stuit op Calvijn
Calvijn heeft zijn volgelingen in een lastig parket gebracht: Enerzijds moeten ze de overheid gehoorzamen, ook als die zich tiranniek gedraagt, maar anderzijds moeten ze God meer gehoorzamen dan de mens.
Die klassieke spanning tussen berusting en verzet wordt door Ernst van den Hemel in zijn boek ”Calvinisme en politiek” helder en overzichtelijk in beeld gebracht aan de hand van vijf historische casussen: Calvijn in Genève, Willem van Oranje en de Tachtigjarige Oorlog, Kuypers neocalvinisme, gereformeerden in de Tweede Wereldoorlog en de apartheid in Zuid-Afrika.Hij schetst een mooie kant van calvinistische politiek wanneer hij laat zien hoe Willem van Oranje zich met een beroep op zijn verzetsrecht ontpopt tot Vader des Vaderlands. Maar hij laat ook zien dat het calvinisme de ideologische grondslag vormde voor een mensonterende rassenscheiding.
Waar seculiere fundamentalisten als dr. P. Cliteur en dr. H. Philipse radicaal afrekenen met religie als grondslag voor politiek handelen, betoogt Van den Hemel juist dat het calvinisme „een impuls geeft om de huidige situatie kritisch te doordenken.” Vanwege hun zondige staat mogen burgers zich niet zomaar aan de macht vergrijpen, stelt hij. Tegelijkertijd zijn de autoriteiten even zondig. We moeten hen daarom altijd kritisch blijven bejegenen.
Religie kan dus functioneren als instrument van kritische (zelf)reflectie, als wapen tegen totalitaire neigingen in zowel religies als het fundamentalistische verlichtingsdenken, schrijft de auteur. Hij constateert tegelijkertijd dat die kritische kracht van het calvinisme vandaag de dag te weinig wordt aangesproken.
In een tijd waarin religie als bron van politiek handelen verdacht wordt gemaakt, is het pleidooi van de nota bene zelf areligieuze wetenschapper voor een denkwijze die religie zonder vooroordelen kan benaderen meer dan welkom.
Het boekje had echter nog meer aan waarde kunnen winnen als Van den Hemel zijn aanzetten voor een frisse kijk op religie in de politiek verder had uitgewerkt.
Hij verwijt bijvoorbeeld vicepremier Rouvoet dat die niet, op zijn vraag, precies wil aangeven waar de grens ligt tussen gehoorzaamheid aan God en onderwerping aan de overheid, maar doet vervolgens zelf ook geen poging die grens te schetsen.
Gereformeerden
Het hoofdstuk over calvinisten in de Tweede Wereldoorlog spitst zich louter toe op gereformeerden als oud-premier H. Colijn en prof. dr. K. Schilder. Ds. G. H. Kersten van de Gereformeerde Gemeenten –bij wie de spanning tussen een berustende houding jegens de bezetter en opstand tegen hem in en na de oorlog zo’n pregnante rol heeft gespeeld– ontbreekt.
Maar Van den Hemel werkt momenteel aan een artikel over de houding van gereformeerde onderwijzer A. Janse uit Biggekerke tijdens de bezetting in vergelijking met de opstelling van de gereformeerde gemeenten in Zeeland. Daarin zal hij wel ingaan op de specifieke positie van ds. Kersten. Dat houden we dus nog te goed.
N.a.v. ”Calvinisme en politiek. Tussen verzet en berusting”, door Ernst van den Hemel; uitg. Boom, Amsterdam, 2009; ISBN 978 90 8506 691 0; 168 blz.; € 19,95.