Opinie

Specifiek pardon voor afgebakende groepen mensen

Het is nodig afgebakende groepen asielzoekers te onderscheiden en voor hen een specifiek pardon af te kondigen, meent Tineke Huizinga.

27 February 2003 14:20Gewijzigd op 14 November 2020 00:10

De fractie van de ChristenUnie krijgt bijna dagelijks post van Nederlanders die speciale aandacht vragen voor de situatie van een asielzoeker of zelfs voor een heel gezin: een vrouw die een verblijfsvergunning kreeg, aan de ziekte MS lijdt, maar haar twee peuters van 2 en 4 jaar niet naar Nederland mag laten overkomen; een Nederlandse vrouw die de vriend van haar dochter langzaamaan ziet wegglijden in een zware depressie omdat hij de jarenlange onzekerheid niet meer aankan; en dan de gevallen die voor een christelijke politieke partij heel dicht bij huis komen: een meisje van begin twintig dat door haar moslimvader met de dood bedreigd werd omdat ze voor het christendom koos. Geen reden om haar asielverzoek toe te staan, ze moet maar in een ander deel van het land gaan wonen. Maar haar eigen land geeft haar geen inreispapieren. Waar moet ze heen?

Het asieldossier wordt ook wel het hoofdpijndossier genoemd. De voorbeelden die ik hierboven noem, zijn niet onder één juridische noemer te brengen. Het ene gaat over de regels die gelden voor gezinshereniging, het andere over de traagheid en onduidelijkheid in de afhandeling van sommige asielverzoeken, het derde over het probleem van afgewezen asielzoekers die hun eigen land niet meer binnenkomen. De gemeenschappelijke noemer zit in de humanitaire component. Al deze mensen zijn in een humanitair schrijnende situatie beland.

Asieldebat op slot
Minister Nawijn was aanvankelijk van plan was om de schrijnende gevallen stuk voor stuk te bekijken om vervolgens op humanitaire gronden in sommige gevallen toch een verblijfsvergunning te geven of een andere maatregel te nemen. Dat kan hij doen via zijn eigen bevoegdheid om in sommige gevallen een andere afweging te maken op grond van het feit dat het toepassen van de geldende regel onevenredig nadeel oplevert voor betrokkene (inherente afwijkingsbevoegdheid). Of op grond van zijn discretionaire bevoegdheid. Deze bevoegdheid geeft hem de mogelijkheid om kaders van de wet in te vullen met beleidsregels. De eerste bevoegdheid kan de minister maar in een enkel geval gebruiken, omdat hij anders van willekeur beticht zou kunnen worden, de tweede mogelijkheid kan op iets grotere schaal worden toegepast. Maar bij een groep mensen die in de duizenden loopt, ligt het meer voor de hand om een specifieke regeling te treffen.

Toen minister Nawijn zijn plan om schrijnende gevallen te gaan bekijken wereldkundig maakte, werd hij, naar eigen zeggen, overvallen door de enorme toevloed van gevallen die hem werden toegestuurd. De hoeveelheid schrijnende gevallen loopt niet in de tientallen, maar eerder in de honderden of zelfs duizenden. Daarmee werd twijfelachtig of de minister al die gevallen via zijn hierboven genoemde bevoegdheden kon afdoen. Het kabinet vond in ieder geval dat dit niet kon. De collega-ministers van Nawijn hielden vast aan het uitgangspunt dat er geen specifiek pardon mag komen voor bepaalde afgebakende groepen asielzoekers. Het kabinet sneed eveneens de door minister Nawijn gewenste route af om zijn discretionaire bevoegdheid zo ver op te rekken dat duizenden mensen daarmee geholpen zouden kunnen worden. Met die uitgangspunten zat het asieldebat weer op slot.

Specifiek pardon
Voor de fractie van de CU is het duidelijk dat er iets moet gebeuren. De stapels post en de e-mails die wij over dit onderwerp krijgen, geven aan dat in Nederland onrust ontstaat over de manier waarop wij met asielzoekers omgaan. Vooropstaat dat niet iedereen die asiel aanvraagt in Nederland kan blijven, elke aanvraag moet zorgvuldig bekeken worden aan de hand van in verdragen en wetgeving vastgelegde criteria. Het terugkeerbeleid moet nog beter en consequenter worden uitgevoerd, daarin moeten we soms hard zijn. Maar ons asielbeleid moet ook barmhartig en rechtvaardig zijn.

Het blijkt dat de asielpraktijk van de afgelopen jaren asielzoekers psychisch in de problemen gebracht heeft door de voortdurende onzekerheid over hun lot. Mensen die al jaren in Nederland wonen, ingeburgerd zijn, krijgen uiteindelijk te horen dat zij ons land toch moeten verlaten. Dat zorgt voor onrust bij de asielzoekers maar ook bij hun omgeving, hun Nederlandse vrienden en kennissen. Heeft iemand die al zes of zeven jaar wacht op de uiteindelijke uitspraak of hij wel of niet mag blijven niet ten minste in moreel opzicht recht op verblijf gekregen? De omstandigheid dat rechten ontstaan op grond van het enkele feit van het tijdsverloop is toch niet voor niets een algemene rechtsregel?

Het vastleggen van uitzonderingen in beleidsregels is een hachelijke zaak omdat er zoveel verschillende situaties en omstandigheden zijn. Daarom was het oorspronkelijke voornemen van minister Nawijn om elke zaak stuk voor stuk te bekijken wel begrijpelijk. Maar het blijkt dat er te veel zaken zijn om het op die manier aan te pakken. Naar ons idee is het nodig om afgebakende groepen mensen te onderscheiden en voor hen een specifiek pardon af te kondigen.

Betrouwbaar
Om die reden heeft de CU vóór de motie van de LPF gestemd, waardoor deze is aangenomen. De motie roept op een specifieke regeling te treffen voor mensen die al langer dan vijf jaar in de asielprocedure zitten, geen crimineel verleden hebben en nog steeds niet weten waar ze aan toe zijn. Volgens de motie moeten ze ook nog goed Nederlands spreken, een criterium dat wat ons betreft beter weggelaten had kunnen worden. Alsof een gezin waarvan de vader slecht Nederlands spreekt, na zes jaar op een uitspraak gewacht te hebben, wel zonder problemen teruggestuurd kan worden. Maar iets is beter dan niets, hebben we overwogen.

Naast deze groep mensen zijn er zeker andere categorieën te bedenken waar een regeling voor getroffen zou kunnen worden. Wat te denken van de afgewezen asielzoekers die in hun eigen land niet meer toegelaten worden? De regering zet weliswaar alles op alles om landen zover te krijgen dat zij deze mensen weer terugnemen, maar dat lukt niet altijd. Zou voor deze mensen die buiten hun schuld niet terug kunnen naar hun eigen land ook niet een regeling getroffen moeten worden?

Tegen deze specifieke pardonregelingen wordt wel eens het argument van de rechtsongelijkheid aangevoerd. Mensen die niet de hele procedure hebben afgewacht, zouden achteraf benadeeld worden. Dat lijkt mij geen goed argument. Daarmee wordt voorbijgegaan aan het tijdsverloop, met name voor kinderen heel belangrijk, en aan het argument dat met het voortgezette verblijf verwachtingen zijn gewekt. Maar bovenal betekent het dat wij met een beroep op rechtsgelijkheid zouden moeten berusten in humanitair schrijnende situaties. Dat lijkt mij strijdig met het aspect van de benodigde barmhartigheid bij het uitvoeren van regels. Daarbij: een specifieke pardonregeling beoogt nu juist een gelijke behandeling van gelijke gevallen.

Naast de asielzoekers die als groep afgebakend kunnen worden, blijven er altijd, onder de oude en onder de nieuwe vreemdelingenwet, asielzoekers die net buiten de buiten boot vallen, die in bijzondere omstandigheden verkeren die ertoe leiden dat onze regels voor hen erg onredelijk uitpakken. In zulke gevallen zal de minister, wie dat ook maar is, gebruik moeten maken van zijn speciale bevoegdheden om af te wijken van de geldende beleidsregels.

De auteur is lid van de Tweede Kamer voor de ChristenUnie en woordvoerder immigratie & integratie.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer