SGP discrimineert al niet meer
De SGP discrimineert vrouwen al sinds de statutenwijziging in 2007 niet meer, stelt Rob Kooijman. Het in dat jaar genomen besluit om vrouwen ongelijk te behandelen is in strijd met de wet en daarom volgens het Burgerlijk Wetboek nietig.
Procureur-generaal Lange-meijer heeft de Hoge Raad geadviseerd het oordeel van Haagse gerechtshof in de SGP-zaak over te nemen (RD van zaterdag). Eind 2007 oordeelde het hof dat de ongelijke behandeling van vrouwen bij de SGP in strijd is met de wet, en dat de staat onrechtmatig handelt omdat de ongelijke behandeling niet is beëindigd, noch door de staat, noch door de SGP zelf.Mijn stelling is dat de ongelijke behandeling van vrouwen bij de SGP al in 2007 al is beëindigd. De ongelijke behandeling is na de statutenwijziging namelijk niet meer geregeld in de statuten en ook niet in het algemeen reglement. De SGP hoeft dus geen schriftelijke regelingen te wijzigen.
De ongelijke behandeling is alleen met een besluit geregeld. Dat besluit houdt in dat de beginselen geen gehuldigde opvattingen zijn, maar regelingen voor de leden. De SGP nam dat besluit tegelijkertijd met het besluit tot de statutenwijziging.
Ik heb dit punt in juni uiteengezet in een artikel in het blad Openbaar Bestuur. Omdat de ongelijke behandeling volgens het hof in strijd is met de wet, is dat besluit volgens een regel in het Burgerlijk Wetboek daardoor nietig. Een nietig besluit telt niet en hoeft niet te worden teruggenomen. De ongelijke behandeling is dus in 2007 vanzelf beëindigd door het enkele bestaan van die regel in het Burgerlijk Wetboek. En een concrete vrouw die na de statutenwijziging door de SGP ongelijk zou zijn behandeld, heeft zich ook niet gemeld.
De staat is bij de Hoge Raad in beroep gegaan tegen de uitspraak van het hof. De procureur-generaal schrijft in zijn advies dat mijn vraag in het artikel in Openbaar Bestuur of het hof het besluit van de SGP nietig kan verklaren, niet aan de orde is gesteld. Zowel het hof als de staat heeft er geen rekening mee gehouden. Beide hebben over het hoofd gezien dat de ongelijke behandeling alleen met een besluit is geregeld.
Website
Wat moet de staat doen als de Hoge Raad het oordeel van het hof overneemt? Met het oordeel van het hof wordt de staat in juridische zin tot niets veroordeeld of verplicht. Er wordt slechts vol vertrouwen verwacht dat de staat de ongelijke behandeling beëindigt. Dat heeft de staat dus al gedaan, nadat de SGP de ongelijke behandeling alleen met een besluit heeft geregeld, met het enkele bestaan van de regel in het Burgerlijk Wetboek.
De staat wordt met dat oordeel van het hof ook niet verplicht tot het vragen dat een rechter het besluit van de SGP nietig verklaart. Het besluit is van rechtswege nietig. Voor de duidelijkheid laat de staat op de website van het ministerie van Binnenlandse Zaken simpelweg het besluit en de regel in het Burgerlijk Wetboek zien. Als het Proefprocessenfonds vindt dat het besluit door een rechter nietig moet worden verklaard, dan moet het fonds zelf naar een rechter.
Maar stel dat de staat geen rekening blijft houden met het nietige besluit, en nog een andere maatregel neemt. Bijvoorbeeld dat verboden wordt dat de SGP van nieuwe leden mag vragen de beginselopvattingen te onderschrijven, terwijl alle andere politieke partijen dat wel mogen vragen. Dan is de vrijheid van meningsuiting van de SGP in het geding, op een wijze die het hof niet heeft meegewogen.
Of dat verboden wordt dat de SGP deelneemt aan verkiezingen. Die maatregel suggereerde de advocaat van het Proefprocessenfonds, prof. Barkhuysen. Dan is de vrijheid van meningsuiting van de SGP ook in het geding, maar dan alleen in algemeen vertegenwoordigende organen. Het hof heeft dat wel meegewogen. Volgens het hof kiest de SGP daar zelf voor als de partij de ongelijke behandeling niet zelf beëindigt.
Bezwaar
We mogen aannemen dat ook Barkhuysen het nietige besluit over het hoofd heeft gezien. Vanwege die nietigheid is immers de ongelijke behandeling al beëindigd. En daar was het hem om te doen. De SGP kan bij de rechter bezwaar maken tegen deze maatregelen, omdat de ongelijke behandeling dus al is beëindigd.
Of de procureur-generaal over het hoofd heeft gezien dat de ongelijke behandeling alleen met een nietig besluit is geregeld, is niet geheel duidelijk. Hij moet in ieder geval uitgaan van hetgeen is aangeven door de procespartijen en is overwogen door hof, en dat was niet het nietige besluit.
Stel dat de Hoge Raad het advies van de procureur-generaal afwijst en oordeelt dat de ongelijke behandeling van vrouwen bij de SGP niet in strijd is met de wet. De regel van het Burgerlijk Wetboek is dan niet van toepassing. Het besluit van de SGP is dan dus niet nietig en telt gewoon. Voor de duidelijkheid laat de staat dan op de website het oordeel van de Hoge Raad zien.
De auteur doet juridisch en wetenschapshistorisch onderzoek.