Zondvloedverhaal niet zomaar overgenomen
Uit het oude Oosten zijn veel scheppings- en zondvloedverhalen bekend. Hebben de Bijbelschrijvers die niet gewoon overgenomen?
Franca Treur groeide op in een bevindelijk gereformeerd milieu, maar brak tijdens haar studietijd met het christelijk geloof. In een interview met haar dat onlangs in deze krant stond, zei ze: „Tijdens mijn studie Nederlands en literatuurwetenschap ontdekte ik dat veel verhalen uit de Bijbel ontleend zijn aan andere, oudere culturen. Het scheppingsverhaal komt opvallend overeen met zijn veel oudere variant in de Babylonische mythe Enuma Elish. Het zondvloedverhaal onder meer met het Gilgamesj-epos, waarin zelfs de eropuit gestuurde vogel voorkomt.” Treur voelde zich min of meer verraden en dit is voor haar een reden geweest om met het geloof te breken.Voordat ik op het argument inga, wil ik eerst aangeven dat iedere student te maken krijgt met zaken die niet passen in de eigen levensovertuiging. Zelf heb ik tijdens mijn studie ook daarmee geworsteld. Hoe gaan we met afwijkende gegevens en theorieën om? Waarom zoekt de een naar oplossingen en wijzigt een ander van geloofsovertuiging?
Het Babylonische verhaal Enuma Elish spreekt over Apsu en Tiamat, die allerlei goden schiepen. Deze goden stelden het geduld van Apsu zo op de proef, dat hij besloot hen te doden. Ea doodde Apsu echter en verwekte Marduk, later beschouwd als de beschermgod van Babylon. Tiamat schiep verschrikkelijke monsters en stelde Kingu aan als aanvoerder van haar leger. Marduk doodde Tiamat en uit haar lichaam schiep hij de hemelen. Later schiep hij de aarde en maakte hij de mens uit het bloed van Kingu.
Wanneer we deze beschrijving lezen en vergelijken met Genesis 1 zijn er overeenkomsten, maar de verschillen zijn veel groter. Enuma Elish heeft een politiek doel: door het beschrijven van de beschermgod Marduk werd het streven van Babylon naar de oppermacht bevorderd. Genesis is daarentegen een scheppingsverhaal in de eigenlijke zin van het woord. De lage zeden en mythologie van de Enuma Elish tonen belangrijke verschillen met Genesis, waarin slechts één God beleden wordt Die alles ”goed” maakte. Ook begint de Enuma Elish met het bestaan van de materie, terwijl die in Genesis door God gemaakt wordt.
Gilgamesj-epos
Antropologen hebben wereldwijd meer dan 250 zondvloedverhalen verzameld. Het Babylonische zondvloedverhaal behoort tot het Gilgamesj-epos. Deze held ging naar Utnapishtim, de Babylonische Noach, op zoek naar onsterfelijkheid.
Tussen Genesis en het Mesopotamische zondvloedverhaal zijn veel overeenkomsten: de zondvloed was het gevolg van goddelijke besturing, hij kwam als straf voor menselijk falen of morele afval en de ramp was voorspeld aan de hoofdpersoon. Beide verhalen zeggen dat de held een schip had gebouwd dat met pek was besmeerd, dat er een beperkt aantal mensen en een groot aantal andere levende wezens aan boord waren gegaan om gered te worden en dat zij die niet aan boord waren, vernietigd werden.
Beide verslagen geven ook bijzonderheden over het ontstaan van de zondvloed, de duur ervan, de plek waar het schip strandde en het laten uitvliegen van de vogels. En eveneens brengt de hoofdpersoon in beide verhalen een offer als de zondvloed voorbij is, ontvangt hij een goddelijke zegen en een belofte dat een dergelijke ramp de mensheid nooit meer zal treffen.
Toch zijn er ook grote verschillen, vooral in aantal goden. Genesis zegt duidelijk dat God de mens met de zondvloed straft vanwege zijn zonde. In het Gilgamesj-epos lijken slechts de grillen van de goden verantwoordelijk te zijn voor de vloek. In Genesis is er een periode van waarschuwing, zodat de mensen berouw kunnen tonen. De Babylonische goden daarentegen bewaren hun geheimen en geven de mens geen mogelijkheid voor berouw. De afmetingen van het schip verschillen nogal. Een kubusvormig schip is niet zeewaardig.
Volgens de oosterse verhalen regende het zes of zeven dagen, maar volgens Genesis veertig dagen en nachten. De plaats waar het schip vastliep, is verschillend. Volgens het spijkerschriftverslag werd er eerst een duif uitgestuurd, daarna een zwaluw en ten slotte een raaf. Noach liet eerst een raaf los en daarna tot drie keer toe een duif. In het Bijbelse verslag sterven alle mensen buiten de ark; in de andere verhalen komen niet alle mensen om. Aan Utnapishtim werd na de zondvloed het eeuwige leven geschonken, aan Noach niet.
Wat moeten we met de opvallende overeenkomsten in de zondvloedverhalen? Is dat een bewijs dat Genesis later een vrije versie van een oude overlevering heeft gemaakt? Vanwege de vele verschillen is het niet aannemelijk dat de Hebreeën hun verhalen hebben ontleend aan de Babyloniërs of andersom.
Gebed
Franca Treur beschouwt Genesis als veel jonger dan de andere verhalen, maar dat is niet aantoonbaar. Waarschijnlijker is dat beide verhalen een gemeenschappelijke oorsprong hebben. Genesis noemt Mesopotamië als het oorspronkelijke woongebied van de Hebreeën en als de plaats waar het leven na de zondvloed opnieuw begon. Het is aannemelijk dat het verslag van een vroege tragedie van een dergelijke omvang in de verhalen van de volken in die streek bewaard is gebleven. Elk volk en elke religie bezat de overleveringen in hun oorspronkelijke vorm, maar in de loop der eeuwen zijn er steeds meer aanpassingen en vervormingen gekomen in de verhalen (zie Romeinen 1:18, 21).
Louter wetenschappelijk zijn er allerlei mogelijkheden. Vanuit het geloof kan gekozen worden voor de betrouwbaarheid van de overlevering in Genesis. Of we dat doen, heeft alles te maken met ons hart. Zij die God persoonlijk hebben ervaren, weten met hun verstand niet altijd de oplossing, maar vertrouwen zich toe aan Hem Die Zich in Zijn Woord betrouwbaar heeft bekendgemaakt. Daarom is het gebed voor hen die met wetenschappelijke vragen te kampen hebben, minstens zo belangrijk als een wetenschappelijk alternatief.
Verder lezen over dit ondewerp:
M.J. Paul, G. van den Brink, J.C. Bette (red.), Bijbelcommentaar Genesis-Exodus. Studiebijbel Oude Testament. Veenendaal: Centrum voor Bijbelonderzoek, 2004. Excurs 2 ‘Genesis 1-11 en de overleveringen van het oude Nabije Oosten’, p. 973-977; Excurs 6 ‘Genesis-Exodus en de godsdienstgeschiedenis’, p. 986-992 (www.studiebijbel.nl).
H.F. Vos, Genesis en archeologie. Baarn: Mingus, 1986.
K.A. Kitchen, On the Reliability of the Old Testament. Grand Rapids: Eerdmans, 2003, p. 423-426.
W.W. Hallo, K. Lawson Younger (eds.), The Context of Scripture. Vol. 1, Leiden: Brill, 1997-2002. Enuma Elish, p. 390-402; Gilgamesj, p. 458-460.
Prof. dr. M. J. Paul, docent Oude Testament aan de Christelijke Hogeschool Ede en hoogleraar aan de Evangelische Theologische Faculteit in Heverlee (B). Heeft u een vraag voor deze rubriek of wilt u reageren? weerwoord@refdag.nl.