Opinie

Een droom van een stad

Het is zondag in de stad. In de stad van mijn inwoning. Dordrecht. Een prachtige voorjaarszondag. Het is vroeg in de ochtend. De nog lage zon beschijnt de huizen en de straten. De bomen bloeien, de lucht geurt. Er hangt een feestelijke glans over de stad.

Kieviet J. M. J.
27 November 2009 16:46Gewijzigd op 14 November 2020 09:15

Wat hoor ik? Het carillon van de Grote Kerk laat zich horen. De klanken verwaaien over de daken en langs de muren. Het zijn flarden van geluid die mijn oren bereiken. Maar toch is de melodie herkenbaar. Het lijkt wel een psalm.Ja, dat is het ook. Ik hoor het nu duidelijk. Het is de melodie van Psalm 122, het lied van de tempelgangers die opgaan naar het heiligdom. Het klokkenspel laat een wekroep horen: „Ik ben verblijd wanneer men mij godvruchtig opwekt. Zie, wij staan gereed om naar Gods huis te gaan. Kom, ga met ons en doe als wij!”

En dan gebeurt het. De deuren van de huizen gaan open. De huizen in de wijk Krispijn. De woningen in Dubbeldam en in Stadspolders. De huizen in de binnenstad. Overal gaan de deuren open.

Er komen mensen uit. Mensen van allerlei leeftijd. Ouderen, maar ook jongens en meisjes. Mensen van allerlei etnische achtergrond. Veel allochtonen zijn onder hen. Allen zetten zich in beweging. Eensgezind zijn ze. Ze spreken met elkaar. En ze lachen elkaar toe.

Waarheen gaan ze? Wel, ik zie het al. De deuren van de kerkgebouwen staan open. En daar gaan al die mensen doorheen. Ze stromen vol, de kerken. De Grote Kerk allereerst en de Augustijnenkerk. Maar ook de Pauluskerk en de Julianakerk. De Singelkerk niet minder.

En –ik hoor het goed– vanuit die kerken klinkt ook muziek. Het orgel laat zich horen.

Wat een wonder, het stemt helemaal overeen met het geluid van de klokken in de stad. Het is diezelfde psalm. De mensen zetten in: „Om ’s Heeren huis in u gebouwd, waar onze God Zijn woning houdt, zal ik het goede voor u zoeken…”

Calvijn in Krispijn

Een poosje geleden droomde ik over de stad. Deze droom. Over Dordrecht dus, de oudste stad van Holland. Met dat derde couplet van die psalm stopte mijn droom. Jammer, want ik had graag het vervolg meegemaakt. Maar dat was kennelijk niet de bedoeling.

Een onwezenlijke droom, zo lijkt het wel. In ieder geval een wensdroom. Een gebedsverhoring. De Dordtse straten vol met kerkgangers. De kerken gevuld met heilbegerigen. De zegen van de Heere, over onze stad gelegd. De eensgezindheid in het dienen van de Heere… Wat een perspectief!

Het is meer dan een jaar geleden dat ik die droom had. Deze week werd ik er weer aan herinnerd. Woensdagavond jongstleden. Toen ik te gast was bij Eldad, de 21±vereniging van een van de kerkelijke gemeenten ter stede. En met mij nog enkele collega’s. Een interkerkelijk gebeuren was het.

We kwamen samen in een kerkgebouw dat midden in de wijk Krispijn staat. Ik zal over Krispijn geen kwaad woord zeggen, maar de krantenberichten over die wijk zijn vaak niet zo positief.

Het thema van die samenkomst was even verrassend als gedurfd: ”Calvijn in Krispijn”. Ieder weet: we hebben hier in Dordt het Calvijnjaar achter de rug. Met een breed bezochte tentoonstelling, een officiële herdenking – en wat al niet. ”Wie zouden we zijn zonder Calvijn?”, lieten het hele jaar door de affiches in de stad zien.

Toen kwam de vraag op bij een aantal jongeren: Wat betekent dat voor de praktijk, de praktijk van de kerk, de praktijk in de stad en in de wijk? Hoe krijgt dat handen en voeten? Ligt hier soms een taak voor ons, gezamenlijke Dordtse kerken?

Gemeenschappelijk

Nee, op die avond in de Krispijnse kerk werd geen plan de campagne gesmeed. En het actie­comité is nog niet benoemd. Maar wel was er een grondige bezinning.

Biedt het gedachtegoed van Calvijn ons handreikingen om onze stad te dienen? Op welke manier zijn we als kerken aanwezig in onze goede stad? En ook: wat hebben we als Dordtse kerken gemeenschappelijk? Op welke terreinen en in hoeverre kunnen we samenwerken – en doen we dat al?

In vroeger eeuwen waren met name de steden de plaatsen waar de Heere wilde werken. Zou de Heilige Geest onmachtig zijn om ook heden nog nieuw leven in onze steden te verwekken? Is de arm des Heeren verkort? Een wonder van Boven zou het zijn als over de stad het licht weer zou opgaan.

Licht

Maar dan moet allereerst de christelijke gemeente lichtdrager zijn, een lichtend licht, een zoutend zout. Want zoals het in mijn droom gebeurde, zo zal het niet gaan. De klokken van het carillon alleen zullen de mensen niet in beweging zetten.

Nee, er moet wat anders gebeuren. Er moeten andere klokkenluiders zijn. Zelf gegrepen door Gods Geest. Getuigen van de waarheid van de Heere Christus.

Boodschappers van Zijn Evangelie, in woord en in daad! Opdat onder Gods zegen de stad zal zijn: een droom van een stad…

Reageren aan scribent? welbeschouwd@refdag.nl.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer