Een eiland voor de lepelaar

Vossen vormen de belangrijkste bedreiging. Die worden door het Flevo-landschap dan ook behoedzaam op afstand gehouden. Op een klein eilandje in een natuurgebied bij Almere mogen broedende lepelaars niet door de roofdieren worden opgeschrikt. Ook de oprukkende woningbouw moet op tijd een halt worden toegeroepen. Anders zullen de Lepelaarplassen hun naam ooit ten onrechte dragen.

24 February 2003 14:22Gewijzigd op 14 November 2020 00:09
De lepelaarsplassen in Flevoland. - Foto RD, Henk Visscher
De lepelaarsplassen in Flevoland. - Foto RD, Henk Visscher

Bezoekerscentrum De Trekvogel, gelegen aan het Markermeer, op korte afstand van het gemaal De Blocq van Kuffeler, is maar beperkt geopend. De bezoeker die de deur gesloten vindt, kan een folder over de Lepelaarplassen meenemen uit een houten kastje naast de ingang en voor vogelwaarnemingen in de omgeving het infobord raadplegen.

Terreinbeheerder Nico Dijkshoorn doolt meestal ergens rond in ’zijn’ gebied. Hij is al ruim dertig jaar in Flevoland werkzaam, eerst in dienst van de Rijksdienst IJsselmeerpolders, inmiddels al vele jaren voor stichting Het Flevo-landschap. De bosbouwkundige heeft zestien gebieden in zuidelijk Flevoland onder zijn beheer, waarvan de Lepelaarplassen met 450 hectare het grootste is.

Het natuurgebied ontstond bij de drooglegging van zuidelijk Flevoland, eind jaren zestig van de vorige eeuw. „Toen het gebied drooggemalen was, bleven er verschillende plassen over. Daaromheen ontstonden wilgenbossen en rietvelden”, legt Dijkshoorn uit. Uitgangspunt is dat de natuur hier zo veel mogelijk haar eigen gang gaat. In beperkte mate neemt Het Flevo-landschap maatregelen om te voorkomen dat de plassen droogvallen én om het gebied voor uiteenlopende vogelsoorten aantrekkelijker te maken. Daardoor kan de wandelaar er onder meer foeragerende roerdompen, grote en kleine zilverreigers en ganzen ontwaren.

Observatiehut
Dijkshoorn trekt dagelijks het veld in om de natuurlijke ontwikkelingen te volgen, controle op de nodige werkzaamheden uit te voeren en contact met het publiek en bewoners in de omgeving te onderhouden. Grauwe ganzen vliegen massaal op als de auto van de terreinbeheerder behoedzaam z’n weg langs de natte graslanden met greppels en slootjes -domein van vele duizenden stekelbaarsjes- volgt. In het riet aan de andere zijde van het pad laat soms het baardmannetje van zich horen, vertelt Dijkshoorn. In de luwte van de dijk kiest intussen een grote zilverreiger het luchtruim.

Boven het natuurterrein klinkt regelmatig vliegtuiggeronk. In de verte zijn onmiskenbaar de geluiden van de stad te horen. Een vissersbootje dobbert eenzaam in de Noorderplassen, grenzend aan de Lepelaarplassen. Het centrum van Almere, met zijn moderne architectuur pal aan het water, lijkt ineens opmerkelijk dichtbij. Ergens tussen het riet herinneren de overgebleven veren van een opgevreten meerkoet aan de maaltijd die een havik of valk hier recent heeft genuttigd. Twee recreanten laten de rust van het gebied al fietsend op zich inwerken.

Wie vanuit een observatiehut met de verrekijker de grote plas in het hart van het natuurgebied af wil turen, moet het Trekvogelpad, recht tegenover het bezoekerscentrum, inslaan. Bij een bruggetje merkt Dijkshoorn geregeld een ijsvogel op, maar vandaag laat de zeldzame broedvogel zich niet zien. De beheerder wijst op een omgeknaagde wilgenstam, die de aanwezigheid van de bever in dit gebied bewijst. In de door graffiti ontsierde observatiehut genieten twee vogelaars met kijker en videocamera van de verrichtingen van grote zaagbekken, nonnetjes en dodaarsjes en enkele blauwe reigers, die de nestplaats inspecteren.

Vossen
Op een klein eiland in de middelste plas strijkt jaarlijks in februari, maart een kolonie lepelaars neer. De beheerder ziet er nauwlettend op toe dat het water rondom de broedplaats zo’n 20, 30 centimeter diep is, zodat vossen noch lopend noch zwemmend het eilandje kunnen bereiken om de kolonie binnen te dringen. In 1971 werd de eerste lepelaar in Flevoland waargenomen. Op dit moment huisvest de Lepelaarplassen jaarlijks zo’n 20 tot 25 broedparen. De vogels overwinteren in Afrika, ten zuiden van de Sahel, in landen als Mauretanië en Senegal.

Nederland behoort tot de noordelijkste broedgebieden van de lepelaar. De vogel komt in ons land op enkele tientallen plaatsen voor, met name in het Waddengebied. In de Lepelaarplassen streken in goede tijden per seizoen zo’n zeventig paren neer. Dat het aantal terugliep, is volgens Dijkshoorn te wijten aan de toegenomen drukte. Zo rukt de Almeerse woningbouw steeds verder op richting het natuurgebied. „Het moet niet onrustiger worden. De vogels zijn erg gevoelig voor verstoring van de rust in het vroege broedseizoen.”

Voor Dijkshoorn staat het buiten kijf dat voldoende rust voor de lepelaar ook in de toekomst gewaarborgd moet zijn in dit deel van Flevoland. „We zien de lepelaarkolonie hier graag ieder jaar weer terug.”

Bezoekerscentrum De Trekvogel aan de Oostvaardersdijk in Almere-Buiten is tussen 1 maart en 1 november op zaterdagen van 12.00 tot 17.00 uur geopend.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer