Geen zuil, maar een wijngaard
Het beeld van de zuil past niet bij de reformatorische idealen, vindt ds. C. J. Meeuse. De zuilbeeldspraak kan beter vervangen worden door het Bijbelse beeld van de wijngaard.
Recent is in deze krant in een aantal artikelen de ”reformatorische zuil” aan de orde gesteld. De beeldspraak van de verzuiling wil aangeven dat Nederland eind 19e en begin 20e eeuw opgedeeld was in verschillende groepen. Ze onderscheidden zich door een eigen levensbeschouwing die gestalte kreeg in allerlei maatschappelijke organisaties of instellingen op een eigen grondslag: socialistisch, rooms, protestant enzovoort.Vooral het christendom heeft zich, met een onderscheiden rooms-katholieke en protestante zuil, proberen sterk te maken in een pluriforme samenleving. Zie bijvoorbeeld het oude gezegde: „In het isolement is onze kracht.”
Inmiddels zijn de oorspronkelijke zuilen vrijwel verdwenen. Terwijl de ontzuiling in volle gang was, verscheen als een wonderlijk fenomeen op deze akropolis de reformatorische zuil. Hij was zo indrukwekkend dat zelfs de overheid er niet omheen kon hem te erkennen.
Het vertrouwen in de zuil is echter tanende. Moeten we het beeld voor ogen blijven houden van een vereenzaamde, weliswaar redelijk goede zuil in een zuilengalerij waarvan de andere zuilen afgetakeld zijn? Anderen zoeken de vrijheid en blijheid van een open maatschappij, terwijl wij krampachtig onze reformatorische zuil intact willen houden?
Kerstening
Wie artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis nog ernstig neemt of het ideaal van Groen van Prinsterer, een openbare christelijke school, nog niet vergeten is, kan niet tevreden zijn met een organisatiestructuur die zich opsluit en afsluit. We koesteren enerzijds nog steeds het verlangen naar herkerstening van ons volk; anderzijds willen wij waken over een erfenis die het waard is doorgegeven te worden aan volgende generaties. Ik ben om die reden niet gelukkig met beeldspraak van de zuilen. In het beeld van een vereenzaamde zuil worden onze idealen niet zichtbaar.
Ik kies daarom voor een nieuw beeld dat toch oud is: het Bijbelse beeld van een wijngaard, in het Oude Testament dikwijls voor het volk Israël gebruikt. Iedere christen mag zich geroepen weten om te werken in een wijngaard die vruchten moeten voortbrengen voor de Eigenaar. Het eerste nut van ons bezig zijn is niet voor het hier en nu, niet voor de overheid of voor de maatschappij, maar het moet ons gaan om de eer van God en de komst van Zijn Koninkrijk.
Vruchten van de wijngaard zijn voor de bezitter ervan: voor God en Zijn Zoon de grote Wijngaardenier. Wij dienen onze kinderen voor God op te voeden en de scholen dienen planthoven der gemeente te zijn, zoals ze vroeger wel werden aangeduid. Ook andere organisaties, in de zorg en op welke maatschappelijk terrein ook, hebben als hoogste doel het dienen van onze Schepper, overeenkomstig Zijn wil en tot Zijn eer.
Nu moet een wijngaard ook omtuind zijn om de wijnstokken te beschermen tegen beschadigingen of omwroeten. De vraag die daarbij gesteld kan worden is of de verdeeldheid binnen de gereformeerde gezindte de vruchtbaarheid van de wijngaard niet belemmert en ook of de omtuining de wijngaard niet nutteloos maakt voor de wereld.
Het gebrekkige van de beeldspraak van de zuil is ook dat de verscheidenheid in het christendom meteen als zwakheid wordt aangeduid. Dat heeft het rooms-katholicisme altijd al gedaan. Wij zoeken evenwel geen eenheid door een paus aan te stellen of een hiërarchie in te stellen, maar zoeken onze eenheid en kracht in Christus als Hoofd van Zijn geestelijke lichaam. Allen die door Hem als Hoofd geregeerd worden en die door één Geest geleid worden, zijn ware kinderen Gods.
Ik voer hier geen pleidooi voor kerkelijke verdeeldheid; er zijn heel wat scheuringen ontstaan door menselijke zwakheid. Maar het wezen van de Kerk kan niet scheuren en daarom moeten we de nadruk blijven leggen op de wezenlijke eenheid van de ene, heilige, algemene christelijke kerk.
Televisie
Bij een wijngaard hebben de afzonderlijke ranken alle hun eigen verzorging nodig in het snoeien. Wie spreekt over een versplinterende zuil denkt dat het bijna over en uit is met de reformatorische zuil. Wie spreekt over een wijngaard, denkt aan de voortdurende vernieuwing die er, naast alle noodzakelijk snoeiwerk, vanuit de wijnstok altijd zal zijn. Dat betekent dat we met het oog op het doorgaande werk van God niet pessimistisch hoeven zijn.
Wie bezwaren maakt tegen de omtuining van de wijngaard moet zich eens afvragen wat het beste is voor de wijnstokken en de druiven. De zorg voor de vruchten vraagt bescherming tegen allerlei bedreigingen. Aan kwade invloeden behoeven we elkaar niet bloot te stellen. Het weren van wereldse invloeden –denk bijvoorbeeld aan de televisie– zal niet slecht, maar goed zijn voor de vrucht. In de beslotenheid van de wijngaard kunnen heerlijke vruchten rijpen, aangenaam in het oog van de hemelse Landman.
Het is daarom niet goed de omheiningen weg te breken; de vossen zullen de jonge druifjes vernielen en de zwijnen zullen de wijnstok omwroeten. Draag liever trouw zorg voor de wijnstokken. Spaar het snoeimes niet. Maar besef wel: de wijnrank staat er niet voor het hout, maar vanwege de vrucht voor de Eigenaar.
De vruchten mogen evenwel de wijngaard ook uitgedragen worden. Heel de wereld mag zien hoe daar goede vruchten gekweekt worden en mag er zelfs van genieten. Zij die God vrezen in de praktijk van hun dagelijks leven, brengen overal een zegen mee. Om zulke vruchtbare levens is onze samenleving verlegen.
De auteur is predikant van de gereformeerde gemeente te Goes.