Politici in taalgebruik vaker over de schreef
Het debat rond PVV-leider Wilders lijkt steeds heftiger te worden. Dreigt maatschappelijke ontwrichting?
„Weet je, Herman, hoe die arrogante linkse kliek van jou ’t ook wendt, keert of demoniseert, stemmen doen we toch op Geert!” En daartegenover: „Wilders misdraagt zich doelbewust, omdat-ie weet dat het aanboren van latente onvrede hem stemmen oplevert.”Twee van de talloze reacties van burgers op fora van Nederlandse nieuwsmedia. Eén ding is zeker: zodra Wilders in het nieuws is, regent het commentaar op internet.
Het politieke en maatschappelijke debat rond de PVV-leider is ongemeen fel. Deze week schrok zanger Herman van Veen zich naar toen hij honderden haatberichten kreeg nadat hij de PVV in één adem had genoemd met de NSB. Werkgeversorganisatie VNO-NCW ziet een kabinet met de PVV niet zitten, werd donderdag bekend. Volgens Niek Jan van Kesteren van de organisatie kan regeringsdeelname van de partij leiden tot instabiliteit, wat schadelijk is voor het bedrijfsleven. In een reactie daarop zegt Wilders het „triest” te vinden dat „ook de werkgeverslobby nu meehuilt met de linkse wolven in het bos die de PVV verketteren.”
Eerder noemde D66-voorman Pechtold Wilders een „racist” en „rechts-extremist.” PvdA-minister Van der Laan acht de PVV een gevaar voor de rechtsstaat.
Op zijn beurt maakt Wilders zijn critici uit voor „malloten” en „politieke handlangers van Mohammed Bouyeri”, de moordenaar van Theo van Gogh. De PVV-leider noemt Pechtold een „buikspreekpop.” In januari moet Wilders terechtstaan omdat hij de Koran met Mein Kampf vergeleek.
Deze week bleek uit een onderzoek van verzekeraar Achmea dat veel Nederlanders zich zorgen maken over „het sociale gehalte” van het land. Zo’n 85 procent van de bevolking vindt dat Nederland zich „in de verkeerde richting” ontwikkelt.
Blanke ras
Hoort de koortsige sfeer bij een stevig debat over bijvoorbeeld islamisering? Of is er meer aan de hand? Wat te denken van het gekrakeel in Nederland?
Rechtsfilosoof prof. dr. Andreas Kinneging: „Het gescheld tussen politici is volstrekt beneden ieders waardigheid. Wilders en de zijnen zijn daar goed in. Denk aan zijn vergelijkingen tussen de islam en het nazisme. Pechtold noemt Wilders een racist. Terwijl een racist iemand is voor wie het blanke ras superieur is. Zo’n geluid heb ik van Wilders nooit vernomen.”
Prof. dr. Anne van der Meiden, emeritus hoogleraar communicatiewetenschappen: „Wilders hanteert propagandistische leuzen. Hij gebruikt grote woorden, bespeelt een eensnarige viool. Pas op, die vent beheerst de technieken. Zo’n woord als kopvoddentaks. De man is niet vrij van humor. Dit soort woorden wordt doorverteld in de kantine op het sportveld.”
Politicoloog prof. dr. Herman van Gunsteren, die deze week een boek presenteerde over de parlementaire journalistiek: „Elke partij kan een gevaar vormen voor de democratie. Laten tegenstanders Wilders een inhoudelijk antwoord geven. Als hij Marokkaanse relschoppers door de knieën wil schieten, plak hem dan niet meteen dat algemene label van racist op.
Wilders doorkruist de gevestigde orde. Hij laat mensen in verwarring achter. Net zoals bijvoorbeeld de nieuwe media dat doen. In de antropologie en in sprookjes spreken we dan van monsters. Fenomenen waar we niet goed greep op hebben, maar die we niet kunnen negeren. Voor wie de juiste omgang ermee weet te vinden, blijken ze vaak verborgen redders. Ik ben het niet eens met ideeën van Wilders, zijn beledigingen zijn afschuwelijk, maar hij wordt te zwart afgeschilderd. We moeten niet vergeten dat hij geweld en bedreiging afkeurt. Hij kan nog wel eens meevallen. Een schaap in wolfskleren dus.”
Boosheid
Snijdt de vergelijking tussen de PVV en de NSB hout?
Van der Meiden: „In zekere zin absoluut. Niet inhoudelijk, maar wat betreft de partijvorming. Die is ondemocratisch. De oprechtheid van de boosheid van Wilders over de vergelijking met de NSB trek ik in twijfel. Zijn boosheid staat denk ik ten dienste van zijn propaganda. Hoe bozer hij is, hoe meer centimeters publiciteit hij krijgt.”
Kinneging: „Ik kan me goed voorstellen dat Wilders woest is. De vergelijking is buitensporig en idioot. Als je Wilders vergelijkt met de NSB, dan weet je niets van het nazisme.”
Van Gunsteren: „Vergelijkingen met de NSB zijn in Nederland al bij wijze van spreken verboden. Dat vind ik jammer. Wilders zou beter inhoudelijk kunnen ingaan op dergelijke vergelijkingen. Er zijn overeenkomsten, het zijn beide rechtse partijen. Er is ook een verschil. De politieke beweging van Wilders heeft geen troepen op straat die anderen intimideren. Wilders wijst geweld en bedreiging af. Dat deed hij deze week ook toen zanger Herman van Veen werd bedreigd.”
Scheldkanonnades
Op internet gaat het er rond discussies over Wilders vaak stevig aan toe, zo niet hatelijk en beledigend. Kan die lawine van verontwaardiging het volk in een neerwaartse spiraal brengen?
Kinneging: „Ik zie dat gevaar niet zo. We moeten niet zo bang zijn voor de vrijheid van meningsuiting. Iedereen kan een website met zijn opvattingen maken. Er is bovendien zo veel versplintering. In een land als Amerika is op dat gebied veel vrijheid. Ook de Ku Klux Klan mag zich presenteren. Toch is Amerika geen instabiel land. Natuurlijk verschijnt er op internet veel van het allerlaagste allooi. Ik pleit ervoor allerlei scheldkanonnades volstrekt te negeren.”
Van der Meiden: „Ons land kent een sterke verhyping. Internet is een enorme machine die dat proces alleen maar aanjaagt.”
Messentrekker
Er heersen zorgen dat sluimerende onvrede over bijvoorbeeld de islamisering of criminaliteit onder allochtonen tot volkswoede leidt. Kunnen de spanningen leiden tot ontwrichting van de samenleving?
Van Gunsteren: „Ik merk dat de samenleving nerveuzer wordt. Dat gaat mezelf ook niet voorbij. Pas stond ik op het Centraal Station in Amsterdam op de roltrap. Een jonge vrouw wrong zich langs me en schold me uit. Tot mijn verbazing schold ik terug, dat gaat zomaar. Dan kijk ik toch even vanuit mijn ooghoeken. Is die vrouw een messentrekker? Ik weet niet of een ontwrichting van de samenleving op komst is. We denken met al onze onderzoeken de maatschappij te kennen, maar ik vraag me af of we weten wat er echt leeft onder de mensen.”
Van der Meiden: „Ik geloof niet zo in die volkswoede. De meeste mensen hebben een goed huis en salaris. Nederlanders schrikken in de regel terug voor revolutie en acties met al te grote gevolgen. De zwijgende meerderheid, 80 procent van de bevolking, kijkt de zaak aan en komt zo nodig in het geweer. Ik heb vertrouwen in ons democratisch bestel. Zelf denk ik dat rond PVV vanzelf een zekere vermoeidheid zal ontstaan. Dat zo’n one-issuepartij, net als bijvoorbeeld de Boerenpartij van boer Koekoek, vanzelf weer in de marge zal verdwijnen.”
Kinneging: „Ontwrichting is een zwaar woord, maar helemaal ongevaarlijk is de huidige politieke situatie in Nederland niet. Beledigingen over en weer kunnen ertoe leiden dat mensen een stok of een mes pakken. Dat groepen elkaar op straat bevechten. Waarbij dan doden kunnen vallen. Politici hebben een grote verantwoordelijkheid. Laten ze elkaar niet beledigen, maar een inhoudelijk debat aangaan. Is de islam gevaarlijk? Interessante theorie. Waarom? Is de islam ongevaarlijk? Ook een interessant verhaal. Waarom? Politiek is bedoeld om oorlog te voorkomen. Als het gesprek stopt, kunnen de wapens tevoorschijnkomen.”
Politici in taalgebruik vaker over de schreef
Het beeld is: sinds de komst van de PVV is het taalgebruik in het parlement ruwer dan ooit. Maar klopt het ook?
PVV-leider Wilders die een minister „knettergek” noemt, GroenLinks-Kamerlid Van Gent die haar collega Brinkman verwijt dat hij „een grote waffel” heeft, SP-Kamerlid Marijnissen die een bewindsman een „flapdrol” noemt. Premier Balkenende sprak onlangs nog zijn ergernis uit over het populisme en het grimmige klimaat in de Nederlandse politiek.
Volgens de minister-president is de politiek „overmoedig en ongenuanceerd” en worden „met groot gemak grote woorden” gebruikt.
Balkenende verwoordde wat bij velen leeft: sinds de komst van de PVV in 2006 is het taalgebruik ruwer en onfatsoenlijker geworden. Maar klopt het ook? Is het debat daadwerkelijk harder? Ja en nee.
Altijd al was het parlementaire taalgebruik in sommige debatten grof of brutaal. En altijd al werd er geklaagd over het onfatsoenlijk taalgebruik van politici. Oud-premier Van Agt zei in 1980 dat „vergroving van de omgangsvormen, die zich in de laatste decenniën heeft voorgedaan, niet heeft halt gehouden bij de toegangsdeuren van de Tweede Kamer.”
Alleen zijn in de loop der tijd de regels voor beschaafd jargon verschoven, dat wel. Zo kunnen er nu bepaalde scheldwoorden worden gebezigd die tien jaar geleden nog taboe waren. In die zin is wel sprake van vergroving van het taalgebruik.
Begin jaren zestig mochten Kamerleden het woord „brutaal” absoluut niet gebruiken, in de jaren zeventig was dat geen probleem meer. Iets als „schandalig” kon in de jaren tachtig echt niet, tegenwoordig is het een veelgebruikte uitroep.
Anti-establishment
In het parlementaire verleden maakten vooral partijen op de flanken zich schuldig aan ruw taalgebruik. Deze partijen ontleenden vaak hun bestaansrecht en ideologie aan de wens tot omverwerping van het gevestigde politieke bestel. Hun tegendraadse gedrag en taalgebruik maakten daarmee deel uit van politieke strategie.
In de jaren dertig stond vooral de Communistische Partij Holland bekend om haar lompe taalgebruik. „Daar staat nog zoo een schoelje”, hoonde de communistische voorman De Visser tijdens een debat met het liberale Kamerlid A. M. Joekes. De Visser werd terstond buiten de deur gezet.
In de jaren zestig en zeventig zorgde de conservatieve Boerenpartij van boer Koekoek regelmatig voor ophef. Zo noemde boerenafgevaardigde Kronenburg communist Bakker tot afgrijzen van de Kamervoorzitter „een schurk.”
Sinds de jaren negentig maken met name SP en PVV zich schuldig aan onparlementair taalgebruik. „Effe dimmen”, zei SP-leider Marijnissen tegen de Kamervoorzitter in 1997. „Stem tegen, stem SP” luidde zijn verkiezingsleus in die jaren. Ook Wilders probeert met woorden als „knettergek” de gevestigde politieke orde uit te dagen.
Woord ontnemen
De voorzitter van de Tweede Kamer had tussen 1934 en 2001 de bevoegdheid om uitspraken van politici als „ontoelaatbaar” uit de notulen te schrappen. Deze zogeheten schrapbepaling werd zelf geschrapt vanwege de snelheid van de media: eventueel te wraken passages zijn al publiek voordat ze uit de notulen geschrapt kunnen worden. De Kamervoorzitter kan nu in het uiterste geval een Kamerlid het woord ontnemen.
Maar dat zal niet snel gebeuren. Als iemand als Wilders het woord niet meer krijgt, zal de zaak alleen maar worden uitvergroot, zo heeft de huidige Kamervoorzitter, Verbeet, zich wel eens laten ontvallen.
Tegelijk geeft dat Wilders volop de gelegenheid om straattaal te bezigen. „Zeggen wat je denkt” blijft zijn devies.