Economie

„Mijn handen deden pijn, maar ik heb niet losgelaten”

Carlijn (37) uit Utrecht droomt van een eigen huis. Een klein, betaalbaar huis, met een tuintje en een hond. Niet dat ze weet hoe ze de verhuizing en de inrichting zou moeten betalen. Ze krijgt maandelijks via een uitkering zo’n 850 euro binnen; haar vakantiegeld gaat op aan extra kosten. „Zoals het nu is, verkeer ik in een cirkel van instanties”, zegt Carlijn.

11 November 2009 12:43Gewijzigd op 14 November 2020 09:07
Leven rond het sociaal minimum betekent dat iemand net wel of net niet de eerste levensbehoeften kan aanschaffen. Concreet: met een bijstandsuitkering krijgt een alleenstaande maandelijks 647,54 euro binnen, een echtpaar 1295,07 euro en een alleenstaande
Leven rond het sociaal minimum betekent dat iemand net wel of net niet de eerste levensbehoeften kan aanschaffen. Concreet: met een bijstandsuitkering krijgt een alleenstaande maandelijks 647,54 euro binnen, een echtpaar 1295,07 euro en een alleenstaande

Carlijn is een van de negen vrouwen die hun verhaal vertellen in ”Zij wil vooruit”, een publicatie die de Arme Kant van Nederland/EVA vandaag presenteerde in Utrecht. De projectgroep –van de Raad van Kerken in Nederland en het arbeidspastoraat DISK– brengt armoede onder de aandacht in kerken, politiek en maatschappij.In de nieuwe publicatie schetst de werkgroep de situatie van vrouwen tussen de 20 en 39 jaar die minstens een jaar, maar meestal al langer, leven van een minimuminkomen. In Nederland gaat het om ongeveer 128.000 vrouwen. Ze kunnen net wel of net niet rondkomen, moeten het nogal eens alleen zien te rooien met kinderen, kampen vaak met schulden, zijn ziek of hebben een achterstand op de arbeidsmarkt vanwege een niet-afgemaakte opleiding. Opvallend vaak valt het woord isolement.

Zoals bij Carlijn. Op een dag werd ze via het maatschappelijk werk uitgenodigd om in een kerkelijke gemeente wat te vertellen over haar leven. „Ik ben niet gelovig, maar wel geïnteresseerd. Het was een goed initiatief. Het is kil geworden om me heen en daar deed het me goed tussen mensen te zitten die aardig zijn.”

Buiten de boot

De kilte rond Carlijn begon al vroeg. Haar vader werkte als kinderarts, haar moeder als kinderpsychologe; voor hun eigen kroost bleef weinig tijd over. Op haar veertiende liep Carlijn weg van huis. Ze vond onderdak in Amsterdam, woonde op verschillende adressen, bezocht het lyceum en later „een school voor iedereen die buiten de boot viel.” Na een tijd die afwisselend turbulent en „leuk” was, kwam ze terecht op de Rietveld Academie. Toen doken gezondheidsproblemen op. Ze strandde in het examenjaar. Carlijn werd voor 100 procent arbeidsongeschikt verklaard. Reuma, artrose en een vermoeidheidssyndroom maakten werken onmogelijk.

Door „uiterst zuinig” te leven kan Carlijn nu rondkomen met haar Wajonguitkering. „Ik zorg dat de huur en verzekeringen als eerste betaald worden. Wat overblijft, is voor voeding.” Het interieur van het atelier waarin ze nu acht jaar woont –wachtend op geschiktere woonruimte, waarvoor ze al dertien jaar staat ingeschreven– is versleten. Ze heeft weinig hoop dat het leven beter wordt. Haar bestaan lijkt niet meer op wat ze ooit voor ogen had. Ze houdt van kinderen, maar denkt dat die niet voor haar zijn weggelegd. Ze zou hun geen toekomst kunnen bieden, vindt ze: zij met haar uitkering en fysieke beperkingen, waardoor ze zelfs geen vrijwilligerswerk kan doen. Maar ze hoopt wel op een ander huis. Met een tuin, met een hond.

Rafelrand

Haar verhaal toont een mens aan de rafelrand van het bestaan. Net als Fatma, een 31-jarige vrouw die opgroeide in Turkije en in 1995 als jonge bruid arriveerde in Nederland. Haar echtgenoot maakte gokschulden, het huwelijk liep stuk en Fatma bleef achter in een woning zonder warmte en licht, maar met de schulden. „Acht maanden had ik geen gas en elektriciteit. Ik kon niet douchen, niet koken en moest me behelpen met kaarsen. Het ergste waren de herfst- en wintermaanden, toen het zo heel erg koud was.” Ze leefde op rijst en pakjes aanmaaksoep, die ze kon klaarmaken op een primusje. Ook hier kwam isolement om de hoek kijken. Haar ouders in Turkije wilde ze niet belasten met haar zorgen; Nederlands sprak ze nauwelijks. Fatma: „Door het verdriet en het afschuwelijke geldgebrek was mijn hoofd zo zwaar van zorgen, dat ik heel ziek en zwaar depressief werd. Ik kon niet meer werken en was afhankelijk van veel medicijnen.”

Maar het gaat beter. Ze volgt nu Nederlandse lessen, doet vrijwilligerswerk. Ze heeft geleerd dat geld belangrijk is, dat ze zelf haar zaken goed moet regelen. Fatma is niet van plan te blijven leven van een uitkering. Over de tijd die aanbreekt zonder schulden zegt ze: „Het is net of ik wakker word, nadat ik diep in mezelf heb gezeten. Ik kan nu langzaam boven komen. Het was net een touwladder waar ik tegenop moest klimmen. Mijn handen deden pijn, maar ik heb niet losgelaten. Ik ben bijna boven en gelukkig. Ik ga leven en naar school.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer