PKN moet duidelijk zijn naar christenen en moslims
Prof. dr. L. J. van den Brom vraagt zich af of de recente open brief aan de synode van de Protestantse Kerk over de islam een zinvolle bijdrage levert aan het integratiedebat (RD van zaterdag). Volgens medeopsteller dr. J. Kronenburg heeft Van den Brom de brief niet goed gelezen.
Met verbazing heb ik het bericht in deze krant gelezen waarin verwezen wordt naar het artikel van prof. dr. L. J. van den Brom in het laatste nummer van Kerk en Theologie, gewijd aan het integratiedebat (oktober 2009). De hoogleraar brengt daarin ook de brief ter sprake die Hebe Kohlbrugge en anderen (onder wie ondergetekende) geschreven hebben naar de synode van de Protestantse Kerk in Nederland.Van den Brom schrijft dat wij (de opstellers van de brief), blijkbaar van mening zijn dat de „eigen christelijke identiteit spoedig in het gedrang komt als we voor de dialoog ons concentreren op wat christendom en islam gemeenschappelijk hebben.” Verder zouden wij veronderstellen dat er voor een gesprek met moslims „godsdienstig gezien zoiets als een grootste gemene deler zou moeten bestaan.” Hij vraagt zich af of de brief een constructieve bijdrage levert aan het integratiedebat: „Zijn er geen andere mogelijkheden?”
Ik wil daar een paar dingen over zeggen. In de eerste plaats komt Het woord ”identiteit” in onze brief niet voor. Het gaat er ons ook helemaal niet om ”onze christelijke identiteit” (wat dat ook wezen moge) te beschermen tegen de islam. Wij wilden eenvoudig aan de synode vragen om in haar komende nota over de islam niet te snel op de (schijnbare en al te gemakkelijk aangewezen) overeenkomsten tussen christendom en islam te wijzen, maar het specifieke karakter van het christelijk geloof duidelijk te verwoorden.
Evenmin veronderstellen we dat er een soort grootste gemene deler zou moeten bestaan, willen christenen en moslims met elkaar in gesprek kunnen komen. Vanuit onze optiek is het juist zinloos om te zoeken naar een grootste gemene deler, omdat die niet bestaat en dus nooit gevonden zal kunnen worden. De NAAM van Israëls God en zijn Messias, „de paria onder de goden” (W. Barnard), laat zich immers niet inpassen in een grootste gemene deler, lees: een algemeen religieus kader.
Ik begrijp werkelijk niet waar Van den Brom zijn interpretatie van onze brief vandaan haalt. Als hij schrijft: „Zijn er geen andere mogelijkheden?” dan zeg ik: dat is nu net precies wat we wilden: aandacht vragen voor ”de andere mogelijkheid” (namelijk het getuigenis van de NAAM als de werkelijkheid van de openbaring) en daar een goed woord voor doen.
Of dat een constructieve bijdrage zal leveren aan het debat over de integratie? Wij denken van wel, omdat christenen en moslims er bij gebaat zijn van de PKN te horen waar het in het getuigenis van de Schrift ten diepste om gaat. Dat alleen is een eerlijke uitgangspositie voor een echt gesprek.
De auteur is medeopsteller van de brief ”De PKN en het gesprek met de islam”.