Niet zien en toch niet geloven
Kluun –auteur van de bestseller ”Komt een vrouw bij de dokter”– schreef voor de Maand van de Spiritualiteit (november) een essay over wat hij noemt ”de dictatuur van het atheïsme”. De schrijver, die bepaald geen christen genoemd kan worden, vraagt in het pamflet ruimte voor mensen die ‘ergens’ in geloven: in God, in concentratie, in iets tussen hemel en aarde.
En zoiets wekt altijd verbazing, om het woord verbijstering niet te gebruiken. Want welk weldenkend mens laat zich nog in met zoiets zweverigs als religie of spiritualiteit? Toen de auteur Willem-Jan Otten zich in 1997 openlijk bekeerde tot het rooms-katholicisme, viel heel intellectueel Nederland over hem heen. Het leven werd hem zuur gemaakt door enkele collegae onder aanvoering van essayist Rudy Kousbroek, die in NRC Handelsblad een artikel publiceerde met de dramatische kop ”Kom terug, W.J., kom terug!”In het praatprogramma van Pauw en Witteman –twee doorgewinterde atheïsten– werd Kluun onlangs dan ook stevig aan de tand gevoeld over zijn geschrift. De schrijver –die een aantal jaren geleden zijn vrouw verloor door een slopende ziekte– wist ook niet precies hoe het allemaal zat, maar dat er op de een of andere manier leven na de dood is, geloofde hij toch wel.
In de discussie ging het met name over de vraag waarom gelovigen altijd moeten bewijzen dat wat ze geloven ook echt waar is. Atheïsten hebben het gelijk kennelijk bij voorbaat aan hun kant. Er is niets wat we niet kunnen waarnemen, oordeelde presentator Jeroen Pauw: „Dat lijkt mij de best te verdedigen stelling.”
Hij zou in de leer geweest kunnen zijn bij de Russische kosmonaut Joeri Gagarin, die als eerste mens de ruimte verkende. „Ik heb God niet gezien”, sprak hij na terugkeer op aarde. Alsof daarmee het niet bestaan van God definitief was aangetoond.
Het is verbazingwekkend hoe stellig atheïsten kunnen zijn in hun bewering dat er geen God is. Eerder dit jaar lanceerde Floris van den Berg bijvoorbeeld de campagne ”God bestaat niet”. De stelling dat niet bewezen kan worden dat er een God is, is echter evenzeer toepasbaar op de omgekeerde bewering. De stelling ”God bestaat niet” is dus per definitie een zeer onwetenschappelijke uitspraak. „Het is meer een wensen dan een dadelijk geloven”, om de klassieke uitspraak van Abraham Hellenbroek nog maar eens te gebruiken.
Anderzijds hebben veel wetenschappers een bijna onbegrensd vertrouwen in wat wél zichtbaar en waarneembaar is. Terwijl ook zij kunnen weten dat niets zo bedrieglijk is als het menselijke oog. Het nu gesloten educatief technologiemuseum Evoluon in Eindhoven had een aardig voorbeeld daarvan. In een lange glasstaaf van een centimeter of tien dik waren allerlei bochten en kronkels aangebracht. Aan het eind van de staaf was een plaatje geplakt, dat te zien was als je aan het begin door de staaf keek. Het verrassende was dat het dan leek alsof je door een kaarsrechte glasstaaf keek: het licht volgde keurig de kronkels en bochten van de buis en zorgde zo voor de optische illusie.
Laten we daarom terughoudend zijn met al te stellige uitspraken over dat wat we kunnen zien én over wat we niet kunnen zien. Er is meer tussen hemel en aarde dan we met menselijke zintuigen kunnen waarnemen. En onze zintuigen zijn geen betrouwbare voertuigen als het gaat om het vinden van de waarheid.
Tegen Kluun zou ik willen zeggen: Lees Johannes 1:18 er nog eens op na. Daar staat: „Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, Die in den schoot des Vaders is, Die heeft Hem ons verklaard.”
Rudy Ligtenberg Reageren aan scribent?beeldenstorm@refdag.nl.