Onderwijsfraude
Krijgen we nu binnenkort een parlementaire enquête op onderwijsgebied of is het eerder het fiasco van de Betuwelijn die de aandacht van de parlementariërs zal opeisen? Dat laatste is inderdaad niet niks. Het woensdag gepubliceerde rapport van de Algemene Rekenkamer maakt echter ook duidelijk dat het ministerie van Onderwijs de fraude in het hbo tot dusver onvoldoende serieus genomen heeft.
In een eigen onderzoek kwam het ministerie tot een fraudebedrag van ’slechts’ 77 miljoen euro. Maar dat onderzoek was vooral gebaseerd op opgaven die de desbetreffende scholen zelf gedaan hebben. Welke garantie heeft men dat die opgaven correct zijn? En alle twijfelgevallen zijn door het departement positief beoordeeld. Volgens de Rekenkamer ligt de feitelijke omvang van de fraude stukken hoger dan het (overigens niet onbenullige) bedrag dat nu genoemd wordt.
Terecht toonde de Tweede Kamer zich geschokt door dit vernietigende rapport van de Rekenkamer. Alleen het CDA meent dat het departement wel in staat is om het onderzoek naar de fraude zelf voort te zetten. Maar dat is ook de partij van de huidige minister van Onderwijs.
Bij zo’n parlementaire enquête zal zeker aan de orde moeten komen waarom het toezicht van de kant van het departement zozeer beneden de maat was. Waarom is men niet eerder serieus ingegaan op signalen dat er bij het hbo, maar ook bij andere onderwijsinstellingen, sprake was van regelrechte fraude?
Opvallend was ook dat staatssecretaris Nijs in het kamerdebat te kennen gaf dat het er haar niet om te doen was het totale misbruik boven water te krijgen. Het ging vooral om een globaal inzicht.
Daarmee wordt toch wel erg lichtvaardig geoordeeld over regelrechte gevallen van fraude. Er wordt nu ook maar één hogeschool strafrechtelijk aangepakt.
Als de overheid in de maatschappij meer aandacht wil vragen voor waarden en normen, dan is ook nodig dat er binnen het overheidsapparaat serieus omgegaan wordt met de geldende regels. Wie die zozeer in eigen voordeel ombuigt en uitlegt dat er echt sprake is van fraude, moet daarvoor gestraft worden.
Daarbij kan het echter niet blijven. Ook de regels zelf moeten onder de loep genomen worden. Zijn die niet zodanig opgezet dat ze uitnodigen tot fraude? Luiden die niet zo dat een hogeschool die zich correct gedraagt, financieel niet uitkomt?
Twee spreekwoorden zijn hier van toepassing. Je moet de kat niet op het spek binden en een kat in het nauw maakt rare sprongen.
Onderwijsinstellingen hebben de laatste jaren een grotere vrijheid van handelen gekregen. Zij werden ook gestimuleerd om zich op de markt te begeven en zich meer als ondernemer te gedragen. Die ontwikkeling heeft positieve kanten, maar ook negatieve.
Op die manier wordt het immers aantrekkelijk om voor de vorm buitenlandse studenten te rekruteren. Of op een andere manier aan studenten te komen die wel ingeschreven zijn, maar nauwelijks werk opleveren. Dat wordt dan belangrijker en financieel interessanter dan het leveren van goed onderwijs aan gewone studenten.