Opgroeien in bevindelijk gereformeerde kring
Al voor verschijnen roept haar roman bezorgde én enthousiaste reacties op binnen de gereformeerde gezindte. Is Franca Treur vergelijkbaar met Maarten ’t Hart, Robert Haasnoot en al die andere schrijvers die hun zwaargereformeerde jeugd achter zich lieten?
Het is heel moeilijk om onbevangen een boek open te slaan. Om niet te denken aan wat je gehoord hebt over de persoon van de schrijver. Om niet voortdurend een verband te leggen tussen het verhaal en de historische werkelijkheid. En om te blijven beseffen dat romanpersonages alleen zichzelf vertegenwoordigen, en niet meteen een karikatuur hoeven te vormen van een hele groep mensen.In het geval van ”Dorsvloer vol confetti” is de hoofdpersoon een meisje uit een bevindelijk gereformeerd milieu. Maar ze is niet alleen een refomeisje, ze is ook een Zeeuws meisje, ze komt van een boerderij, ze heeft een nogal ontoegankelijke moeder, een bekeerde oma en zes luidruchtige broers, en ze beschikt over een rijke fantasiewereld. Kortom, ze is Katelijne: iemand met een heel eigen karakter en een heel specifieke situatie. Katelijne staat voor zichzelf.
Niettemin roepen haar gedachte- en belevingswereld herkenning op bij lezers die in een vergelijkbaar milieu zijn opgegroeid – in die zin is er wel degelijk sprake van een relatie met de werkelijkheid. De zondagse kerkdiensten, het gewiebel in de bank, de snoepjes, de gesprekken na de preek waar je als kind het liefst onderuit wilt komen, de rokken en broeken, de geboden en verboden, de bedrukte sfeer die om alles heen hangt wat met geloof te maken heeft.
Eenzaam
Als verhaal heeft ”Dorsvloer vol confetti” niet zo veel om het lijf: er is geen sprake van spannende avonturen, grote drama’s of schokkende ontwikkelingen. Franca Treur heeft in de eerste plaats een portret getekend: het portret van een twaalfjarig meisje tegen de achtergrond van haar milieu, haar familie, haar kerk. Een meisje dat nogal eenzaam is, anders dan haar ouders en haar broers, anders dan de dorpsmeisjes in de klas, en dat daarom haar toevlucht neemt tot verhalen, overal waar de werkelijkheid tekortschiet.
De auteur is goed in het oproepen van sfeer, in het juiste woord op de juiste plaats, in levendige beelden en levensechte karakters. Je ziet ze voor je, de stevige, nuchtere moeder die al haar liefde in de tuin steekt, de bedrukt zuchtende maar toch wel aardige oma, de hardwerkende oudste broer die de trots van de familie is – alleen moest hij ’s ochtends wat beter uit z’n bed kunnen komen. In dat opzicht is ”Dorsvloer vol confetti” een heel goed geschreven boek, vol trefzekere details.
Franca Treur is geen nieuwe Maarten ’t Hart, zeker niet. Ze hoort bij een volgende generatie auteurs die met mildheid naar de eigen bevindelijke achtergrond kijken wil. Maar daar hoort wél de nodige vervreemding bij, een vervreemding die heel subtiel in de formuleringen sluipt.
Neem de passage waarin de ouderling op huisbezoek zegt dat onbekeerden door de ware prediking tot jaloersheid gedreven moeten worden. „Tot jaloersheid, denkt Katelijne. Dan moeten ze niet altijd maar zeggen dat bekeerde mensen bedrukt over de aarde moeten gaan en dat het later in de hemel altijd zondag is.”
Dat is de gedachte van een twaalfjarig meisje, een eerlijke gedachte die ongetwijfeld herkenbaar zal zijn voor veel lezers. Daarbij is overigens niet direct sprake van bewuste spot van de kant van de auteur: ze neemt eerder de bijzondere trekjes en stijlkenmerken van de bevindelijk gereformeerde cultuur op de korrel dan God Zelf, de Bijbel of het geloof. Toch kunnen zulke formuleringen vervreemdend aandoen voor wie gewend is om met schroom over deze dingen te praten.
Buitenkant
Daarbij komt dat Franca Treur de refocultuur beschrijft, maar niet het échte wezen van het geloof. Dat valt van haar ook niet te verwachten: uit haar boek spreekt een levensbeschouwing waarin geloof meer een sociologisch en psychologisch gegeven is dan een echte waarheid. Katelijne maakt bijvoorbeeld haar oma gelukkig met een zelfverzonnen bevindelijk verhaal – het doet er niet toe of het waar is, het heeft effect. Toch verdwijnt daardoor iets wezenlijks: de diepste kern van het christelijke geloof. Dat is het wat dit boek confronterend maakt voor bevindelijk gereformeerde lezers.
Als de buitenkant van de refocultuur doorslaggevend voor je is, kun je het lezen van dit soort boeken als gevaarlijk ervaren – omdat je levensbeschouwing ten diepste geen andere is dan die van de schrijver, terwijl je dat niet wilt weten. De kern van je probleem zit namelijk niet in het boek, maar in jezelf als lezer. Je wordt geschokt door iets waar je bang voor bent: omdat je het herkent maar niet zien wilt.
Daarmee houdt ”Dorsvloer vol confetti” reformatorische lezers in het voorbijgaan een spiegel voor: zie je alleen de buitenkant van het geloofsleven of heb je ook een vermoeden van het wezen? Weet je wat het is om in God te geloven, om Jezus Christus lief te hebben? Of bestaat je houvast, net als voor Katelijne, alleen uit verhalen en tradities om de angst te bezweren?
N.a.v. ”Dorsvloer vol confetti”, door Franca Treur; uitg. Prometheus, Amsterdam, 2009; ISBN 978 90 446 1023 9; 222 blz.; € 17,95.