De Jager erkent verschil fiscale druk
Staatssecretaris De Jager van Financiën erkent dat gezinnen waarin beide partners betaalde arbeid verrichten fors minder belasting betalen dan kostwinnershuishoudens met hetzelfde gezinsinkomen.
De minister deed dat gisteren schriftelijk tijdens een debat over het Belastingplan voor volgend jaar. Uit cijfers van het ministerie van Financiën blijkt dat een kostwinnersgezin met een inkomen van 40.000 euro in 2010 ruim 70 procent meer belasting betaalt dan een tweeverdienershuishouden met eenzelfde gezinsinkomen.De verschillen komen grotendeels overeen met berekeningen van hoogleraar staats- en bestuursrecht Jos Teunissen eerder dit jaar in deze krant. Die becijferde dat een alleenverdienersgezin tot ruim 80 procent meer belasting betaalt dan een tweeverdienershuishouden met hetzelfde gezinsinkomen.
Die ongelijke belastingdruk zal volgens Teunissen en De Jager de komende jaren oplopen tot meer dan 100 procent, omdat het kabinet heeft afgesproken de overdraagbare heffingskorting voor de niet-verdienende partner stapsgewijs af te bouwen.
Teunissen noemde de ongelijke fiscale behandeling van gezinnen en de gevolgen van de afbouw van de overdraagbare heffingskorting eerder een „onevenredig”, „onduldbaar” en een „niet te rechtvaardigen schending” van de in Europa geldende mensenrechten.
De Jager acht de verschillen in belastingdruk echter niet in strijd met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en „gerechtvaardigd” omdat gezinnen waarin beide partners betaalde arbeid verrichten „als gevolg van het bevorderen van de arbeidsparticipatie recht hebben op extra kortingen.”
Een door de SGP voorgestelde toets door de Raad van State over de vraag of de afbouw van de overdraagbare heffingskorting kostwinnergezinnen discrimineert ten opzichte van tweeverdieners acht De Jager daarom niet nodig.
De Jager ontkent verder dat de algemene heffingskorting voor de niet-werkende partner primair is bedoeld om belastingheffing over het bestaansminimum op gezinsniveau te voorkomen. Volgens hem is de heffingskorting daar niet op gericht, maar is ze bepaald „op basis van politieke wensen rondom de prikkelwerking” om vrouwen te stimuleren om aan het werk te gaan of meer te gaan werken. „Een dergelijke stimulans past in het kabinetsbeleid om de arbeidsparticipatie te verhogen”, aldus De Jager.
Volgens de CDA’er gaat dit beleid ook niet ten koste van de tijd in een gezin voor het opvoeden van kinderen. „Het opvoeden van kinderen vergt niet dat een van de twee partners in het geheel niet werkt.”
Er is geen sprake van arbeidsdwang, omdat het belastingstelsel „er niet voor zorgt dat de (minst-verdienende) partner verplicht wordt te gaan werken.”
Tijdens de behandeling van het Belastingplan werd gisteren verder bekend dat de verhoging van de fiscale bijtelling op ‘youngtimers’, auto’s tussen de vijftien en 25 jaar oud, wordt aangepast. CU-Kamerlid Cramer, die het amendement vorig jaar had ingediend, zei gisteren de regeling te willen verzachten door de bijtelling nu te baseren op de dagwaarde in plaats van op de cataloguswaarde. Wel gaat het percentage omhoog van 25 naar 35 procent. De prikkel voor ondernemers om hun wagenpark te verjongen wil hij overeind houden.