En na Irak de wereld
Titel:
”Saddam, biografie van een dictator”
Auteur: Con Coughlin
Uitgeverij: Het Spectrum/Manteau, Utrecht, 2002
ISBN 90 712 0623 8
Pagina’s: 360
Prijs: € 22,50. Hij liet duizenden tegenstanders martelen en verdwijnen, zette gifgas tegen zijn eigen bevolking in en vermoordde zijn beide schoonzoons. Anno 2003 staat de Iraakse dictator Hussein op het punt zijn land in een verwoestende oorlog te storten. Biograaf Con Coughlin: „Al die speculaties over vrijwillige ballingschap zijn totale nonsens. Saddam zal nooit zonder strijd vertrekken. Hij zal op een uiterst smerige manier vechten.”
Zijn werkkamer in het Londense industriegebied The Docklands is bezaaid met boeken en dossiers over de geschiedenis van Irak. Aan de wanden prijken tientallen portretten van Saddam - voor het merendeel spotprenten. „Het schrijven van een biografie over Saddam Hussein lijkt op het verzamelen van bewijzen tegen een beruchte misdadiger”, verontschuldigt Con Coughlin, adjunct-hoofdredacteur van de Britse krant The Sunday Telegraph, zich voor de rommel. „De meeste kroongetuigen zijn óf vermoord, óf te bang om te praten, dus moet je in veel gevallen wel je toevlucht tot deze papierwinkel nemen.”
Slechts eenmaal ontmoette Coughlin Saddam Hussein, op een persconferentie in Bagdad, tijdens de Golfoorlog. „Het was een vrij steriele bijeenkomst. Maar als er iets is wat me is bijgebleven, dan is het dat alle aanwezige Irakezen met vrees werden vervuld zodra hij binnenkwam”, vertelt de Britse journalist. „Er was direct een tastbare verandering in de sfeer.”
Graag zou Coughlin Saddam een keer persoonlijk ondervragen. „Maar dan wel op neutraal terrein”, glimlacht hij. „Ik zou hem niet de voor de hand liggende vragen over zijn wapenprogramma en de oorlog in Iran en Koeweit stellen. De reden dat ik aan dit boek ben begonnen, was dat ik gefascineerd raakte door de interactie van Saddam met zijn familie en hoe zo’n kleine groep erin slaagde een heel land in haar macht te krijgen. Ik zou hem vragen hoe hij nu écht over zijn familie denkt. Ik zou ook willen weten wat zijn gevoelens zijn ten aanzien van al die mensen, die hem soms zeer na stonden, die hij heeft vermoord.”
Huiveringwekkend
Drie jaar lang deed de Engelse verslaggever, die onder andere de Iraans-Iraakse oorlog, de eerste intifada en de Golfoorlog versloeg, onderzoek naar het leven van Saddam Hussein. Het resultaat is een gedetailleerde en huiveringwekkende beschrijving van een van de meest gevreesde personen van deze tijd. Of, in de woorden van de commentator van de Sunday Telegraph: „Iedereen die denkt dat president Bush ongelijk heeft met zijn eis tot verandering van regime en die gelooft dat de wereld veiliger is met Saddam aan de macht, moet Coughlins boek lezen. De argumenten om zo snel mogelijk van deze krankzinnige man af te komen zijn overweldigend.”
Met die laatste uitspraak is Coughlin het overigens niet eens. „Ik denk niet dat Saddam Hussein gek is. Mensen die dat zeggen, onderschatten de man. Zeker als je kijkt naar zijn optreden in de huidige confrontatie met de Verenigde Staten. Saddam heeft zich opnieuw overgegeven aan zijn bekende tactiek van hoog spel spelen. Door zijn manier van doen heeft hij de leden van de Veiligheidsraad en de EU-lidstaten weten te verdelen. Hij weet precies hoe hij de Fransen en de Duitsers moet bespelen en hij snapt haarfijn hoe het Midden-Oosten in elkaar steekt. Internationaal gezien bevindt hij zich momenteel in een redelijk comfortabele positie.
Hoewel hij niet gek is, is hij wel zeer meedogenloos - een eigenschap die overigens in de Arabische cultuur gemeengoed is”, vervolgt de Britse auteur. „Hij kan er niet tegen als hij iemand in de buurt heeft die enige macht van betekenis heeft of getalenteerd is. Vroeg of laat ruimt hij die mensen gewoon op. Anderzijds is hij ook heel sterk en moedig. Maar zijn allesoverheersende karaktertrek is een absurd gevoel van onveiligheid. Daardoor heeft hij zijn toevlucht tot een bijna Byzantijnse manier van leven gezocht. Hij verplaatst zich van paleis naar paleis. Niemand weet waar hij is, ook al omdat hij over minstens acht dubbelgangers beschikt.”
Geboortedatum
Evenals Saddams verblijfplaats en zijn geheime wapenprogramma’s, is ook zijn afkomst in nevelen gehuld. Officieel werd de Iraakse leider op 28 april 1937 geboren in al-Ouja, een dorpje in de streek Tikrit. Toen hij eenmaal aan de macht was, riep hij die datum tot nationale feestdag uit. Sommige leeftijdgenoten beweren echter dat Saddam in 1935 het levenslicht zag, terwijl anderen het op 1939 houden. De reden voor die onduidelijkheid vormt enerzijds de primitieve administratie van de Iraakse burgerlijke stand in die tijd. Een andere verklaring is dat Hussein met opzet zijn geboortedatum twee jaar eerder heeft laten vaststellen om niet jonger dan zijn vrouw te zijn - in de Arabische wereld is het zeer ongebruikelijk als een man met een vrouw trouwt die ouder is dan hij.
Volgens Coughlin is de basis voor Husseins paranoia en gevoel van onveiligheid al in zijn vroege jeugd gelegd. Zijn vader stierf vermoedelijk reeds voor zijn geboorte. Daardoor was de jonge Saddam aan de grillen van zijn stiefvader, Hassan al-Ibrahim, overgeleverd. „Hij schijnt thuis volledig genegeerd te zijn”, aldus de Londense biograaf, „behalve dan af en toe als Hassan zijn aangeboren luiheid even af kon schudden om de jongen voor zijn genoegen een pak ransel te geven met een met asfalt bedekte stok, waarmee hij hem dwong in het stof te dansen.”
Vanwege het feit dat zijn echte vader was overleden, werd Saddam door zijn dorpsgenoten genadeloos gepest. Al spoedig nam de jongen uit voorzorg een ijzeren staaf mee om zich te verdedigen. Met stelen voorzag hij in zijn levensonderhoud. De Iraakse despoot heeft er zelf nooit een geheim van gemaakt dat zijn jeugd niet bepaald een gelukkige tijd is geweest. „Mijn geboorte was geen vreugdevolle aangelegenheid en mijn wieg was niet bedekt met rozen en geurende planten”, vertrouwde hij zijn officiële biograaf, Amir Iskander, ooit in poëtisch Arabisch toe.
Zodra hij kans zag, ontvluchtte Saddam zijn ouderlijk huis en ging bij zijn oom Khairallah Tulfah in Bagdad wonen. Deze anti-Britse, nationalistische militair had grote waardering voor Hitler en zijn nazi-denkbeelden en bracht die sympathie met grote ijver op de jonge Hussein over. „Het lijdt weinig twijfel dat de invloed van Khairallah op Saddam net zo verderfelijk was als die van zijn stiefvader was geweest”, aldus Con Coughlin. „Het duurde dan ook niet lang of Saddam had zijn eigen straatbende in de Iraakse hoofdstad, waarmee hij iedereen bedreigde die hem tegenstond.”
Eerste dodelijke slachtoffer
Over de identiteit van het eerste dodelijke slachtoffer van Saddams agressie bestaat onduidelijkheid. Er gaan geruchten dat Hussein zijn eerste moord beging op een neef, omdat die zijn stiefvader had beledigd. Onweerlegbaar bewijs is er in 1958, als Saddam van de in opkomst zijnde Ba’ath-partij, waar hij zich later bij aansluit, opdracht krijgt Saadoun al-Tikriti, een functionaris van de Communistische Partij, te doden. Saddam wordt gearresteerd en verdwijnt voor zes maanden achter de tralies. Uiteindelijk wordt hij wegens gebrek aan bewijs vrijgelaten.
Saadoun al-Tikriti was het eerste slachtoffer in een eindeloze reeks. Vooral nadat Saddam zich bij de Arabisch Socialistische Ba’ath Partij had aangesloten, kreeg hij het ene na het andere bevel om tegenstanders uit de weg te ruimen. Een van die opdrachten behelsde het doden van de militaire leider van Irak, Abdul Karim Qassem, in 1959. De aanslag mislukte echter en Saddam Hussein vluchtte naar Egypte.
In 1963 keerde hij terug naar zijn vaderland, waar de Ba’ath-partij inmiddels aan de macht was gekomen. Toen kon de opmars van Saddam pas echt goed beginnen. Halverwege de jaren ’60 kreeg de fanatieke Irakees de leiding over het veiligheidsbeleid. Met ongekende wreedheid kweet Saddam zich van zijn taak: het breken van elke politieke tegenstand, met alle mogelijke middelen.
„Het minste wat dissidenten konden verwachten was dat hun handen stevig achter hun rug werden gebonden en dat ze met dikke rubberslangen op hun hele lichaam en voetzolen werden geslagen”, vertelt Coughlin. „Later voegde Saddam daar de ’standaardbehandeling’ met elektrische schokken in de mond en op de geslachtsdelen aan toe. Anderen werden aan legerwagens vastgebonden en door het militaire kamp gesleept. Bij sommigen werden spijkers in hun rug geslagen.”
Langzaam maar zeker trok Saddam de macht naar zich toe. Hij voerde talloze zuiveringen door en plaatste hem welgezinde aanhangers op belangrijke posten. In 1969 wist hij de toenmalige president, Al-Bakr, ertoe te bewegen hem tot vice-president te benoemen. Feitelijk had Hussein het toen al volledig voor het zeggen in Irak. Het duurde echter nog tien jaar voordat hij via een sluw opgezet plan Al-Bakr uit het zadel lichtte en op 42-jarige leeftijd president van Irak werd.
Lompe dorpeling
Met al zijn doortraptheid en haarscherpe vermogen om situaties in te schatten, is Saddam Hussein altijd een enigszins lompe dorpeling gebleven. „Hij spreekt met een zwaar boers accent en zijn taalgebruik is doorspekt met uitdrukkingen uit zijn geboortestreek Tikrit”, aldus Coughlin. „Saddam is zijn dialect nooit kwijtgeraakt. Zijn toespraken staan vol grammaticale fouten, die hij ook in gesprekken maakt, en zijn tolken en vertalers hebben er nog steeds de grootste problemen mee.”
Was de zuiveringswoede van Saddam vóór 1979 al huiveringwekkend, nadat hij eenmaal president was geworden, leek hij er in wreedheid nog een schepje bovenop te doen. Opnieuw liet hij de hele partijtop van het toneel verdwijnen. Honderden tegenstanders werden geëxecuteerd of verdwenen op zijn best in de gevangenis. In de Iraakse grondwet en het wetboek van strafrecht was martelen officieel verboden, maar toen Saddam aan de macht kwam, had het regime volgens Coughlin meer dan honderd verschillende methoden ontwikkeld om vijanden met geweld bekentenissen af te dwingen of een zo wreed mogelijke dood te laten sterven.
„Marteling met de hand betrof slaan, haar uittrekken, met een stok op de voetzolen slaan en het verdraaien van ledematen tot ze braken”, aldus de Britse schrijver. „De standaardprocedure was het slachtoffer eerst lange tijd in isolatie op te sluiten. Sommige gevangenen werden in ijskoude cellen gezet, zodat hun ledematen bevroren, terwijl bij anderen ledematen werden verbrand. Een andere Iraakse specialiteit was het verkrachten van familieleden van de gevangene terwijl hij gedwongen werd toe te kijken. Saddams folteraars konden ook gebruikmaken van allerlei apparaten die waren ontworpen om ledematen te verwijderen, van vingers tot benen.”
Persoonlijk deed Saddam niet onder voor de meedogenloosheid van zijn beulen. Regelmatig nam hij eigenhandig deel aan de gewelddadige verhoren van politieke tegenstanders. Herhaaldelijk schoot hij tijdens kabinetsvergaderingen ministers ter plekke dood als zij het waagden tegen hem in te gaan of een moment van onoplettendheid vertoonden.
En na Irak de wereld, moet Saddam vervolgens hebben gedacht. Toen hij eenmaal de absolute macht in eigen land had, richtte hij zijn aandacht op het wereldtoneel. Als hij de Iraakse bevolking volledig naar zijn hand kon zetten, waarom zou hij dan niet proberen zich ook op het internationale vlak een dominante positie te verwerven?
Oliedollars
Om die ambitie te verwezenlijken pompte Hussein miljarden oliedollars in de opbouw van een indrukwekkende legermacht. Ook legde hij zich toe op de ontwikkeling en productie van massavernietigingswapens, die hij later tegen zijn eigen bevolking zou gebruiken. Begin jaren ’80 lanceerde hij een desastreuze oorlog tegen buurland Iran. Met westerse steun wist hij ternauwernood te voorkomen dat Irak in de pan werd gehakt. Eigenzinnig als hij was, weigerde Saddam naar de adviezen van zijn generaals te luisteren.
In 1990 maakte hij een nog grotere misrekening door het oliestaatje Koeweit binnen te vallen - in de veronderstelling dat de internationale gemeenschap hem weinig in de weg zou leggen. Het tegendeel bleek waar en enkele maanden later was de Golfoorlog een feit, en daarmee de militaire nederlaag van Irak.
Maar Saddam zou Saddam niet zijn als hij de strijd opgaf. Wapeninspecties, economische sancties en regelmatige luchtaanvallen door Amerikaanse en Britse toestellen ten spijt, blijft hij tot op de dag van vandaag zijn megalomane fantasieën najagen en de internationale gemeenschap tarten.
Con Coughlin is ervan overtuigd dat Saddam -zijn naam betekent ”hij die de confrontatie zoekt”- nog steeds over massavernietigingswapens beschikt. „Ik ben geen geheim agent, maar ik concludeer wel uit de vele gesprekken die ik met Iraakse en westerse functionarissen heb gevoerd dat hij ze nog steeds heeft. Bovendien heeft hij in het verleden bewezen dat hij niet zal aarzelen dat oorlogstuig te gebruiken. Daarom moet hij worden gedwongen aan zijn internationale verplichtingen te voldoen.
Uiteraard heb ik grote twijfels of en hoe we dat kunnen bereiken. Amerika mag dan de grootste supermacht ooit zijn, dat jaagt Saddam totaal geen angst aan. Daarom zijn al die speculaties over vrijwillige ballingschap ook totale nonsens. Saddam zal nooit zonder strijd vertrekken. Hij zal op een uiterst smerige manier vechten. Hij is een straatvechter en zal alles doen wat in zijn vermogen ligt om te overleven.”