Achterbuurt
God wilde daar wonen, in de achterbuurt, waar wij niet zouden willen wonen, schrijft H. Bor .Een achterbuurt is in de volksmond een buurt in een stadsdeel of een straat in een dorp waar mensen wonen die meestal een laag inkomen hebben, leven van de bijstand en dikwijls ook asociaal zijn. Ook ziet men er tegenwoordig veel allochtonen. Ze leven in een eigen levenspatroon en voor zichzelf. In zo’n gebied is de criminaliteit meestal erg hoog. De mensen beseffen niet wat het verschil tussen mijn en dijn is.
Grote troep
Op een dag kreeg ik een uitnodiging via een schrijven om een invalide man te bezoeken. Hij schreef mij dat hij graag een Bijbel wilde hebben en meer informatie over het geloof. Het was in het najaar, op een druilerige dag, dat ik erheen ging, gekleed zoals ik altijd gekleed ben, in kostuum en lange zwarte regenjas. Ik droeg een kleine aktetas bij me, waarin de Bijbel en enkele folders zaten. Eindelijk had ik het huis, je kon beter zeggen een krot, gevonden. Ik bonsde op de deur en een jonge man deed open. Ik stelde mij voor en hij liet mij binnen. Toen ik eenmaal in huis was, zag ik nog twee mannen zitten. Van de invalide man was echter geen spoor. Ik keek wat verwonderd rond naar de grote troep: op tafel stonden tientallen lege bier- en wijnflessen. Het waren stille getuigen dat deze mannen de ganse dag niets anders deden dan drinken. Ik besefte dat ik hier in een dronkemanshol terecht was gekomen. Toch vertelde ik rustig waarvoor ik gekomen was, om hen zo bekend te maken met de Bijbel, de brief uit de hemel.
Tijdens het gesprek dat gevoerd werd, ging de jongste van de drie naar de deur waardoor ik zojuist was binnengekomen. Hij draaide de deur op slot. Ik voelde me opeens gevangen: een list! Hier is geen belangstelling voor Gods Woord. De jonge man stond opeens naast me en zei: „Geef je portemonnee maar aan mij.” Ik schrok, het flitste door mij heen: hoe kom ik zo snel mogelijk weg? Uiterlijk bleef ik kalm en ik keek hem recht in de ogen. Met verheffing van stem zei ik: „Weet je wel wie ik ben!” Verschrikt keek hij mij aan, evenals de andere mannen. „U bent toch niet van de politie?” vroegen ze. Maar ik gaf hen geen antwoord. Opnieuw met verheffing van stem zei ik: „Maak die deur open!” Terwijl de jonge man dat deed, liep ik naar de deur en vertrok. Ik zei als laatste tegen hen: „Je hoort er nog wel van!”
Hoogste norm
Wat wilden ze van mij? Alleen maar geld om hun leven van verslaving voort te zetten. Hoe diep is een mens gevallen. Wat kun je doen? Je staat machteloos. Denk ook aan de achtergrond van deze mensen: hoe was hun opvoeding, welke normen en waarden kregen ze mee in het leven? Gelukkig als wij opgevoed zijn in een gezin waar Gods Woord de hoogste norm is. En waar dat ook voorgeleefd is en wordt. Alleen het Evangelie van Gods genade verandert mensen en ook hun mentaliteit.
Enkele straten verder belde ik aan bij een huis waar een klein gezinnetje woonde. De man vertelde dat hij graag een Bijbel wilde hebben. Ze waren heel erg arm. Dat kon je wel zien in hun woning en aan hun kleding. Ik dacht bij mijzelf onder het goede gesprek dat we hadden dat wat kleren hier wel op zijn plaats zouden zijn. Enkele dagen later bracht ik wat kleren, o.a. een broek voor deze man. Ondertussen had hij in zijn Bijbel gelezen. Toen ik hem de kleren overhandigde, liepen de tranen over zijn wangen. Hij zei: „Ik moet die broek niet hebben, ik moet God hebben!”
Een man in de achterbuurt die zei: „Ik moet God hebben.” Hij bedoelde: wat heb ik aan een broek als ik God moet missen? Ook daar, te midden van alle troep die je daar tegenkomt, kun je mensen tegenkomen die God kwijt zijn, die iets gevoelen van hun ellende en diepste nood en die nood ook kennen: we hebben God verlaten. Wat een zegen als mensen leren vragen naar de Bron. Daar begint het nieuwe leven in een wijk waar wij met een boog omheen lopen. Ook God wilde daar wonen, in de achterbuurt, waar wij niet zouden willen wonen.
H. Bor, evangelist in Gent (België)