Zelf denken
Ze zit er echt over in. Haar zoon is zijn jas vergeten en vanavond kan het afkoelen tot het vriespunt. Veel te koud dus om straks alleen in een trui terug te fietsen.
Ze was min of meer van plan om een jas na te brengen, maar nu ik onverwacht langskom, komt dat er niet meer van. Toch blijft die vergeten jas haar bezighouden.Terwijl ze nog een keer koffie zet, vertelt ze dat hij zo nonchalant is en gemakkelijk dingen vergeet. Niet alleen als het gaat om een jas meenemen, maar vooral ook om die terug te brengen. Als het ’s morgens koud is en ’s middags niet, blijft de jas of bodywarmer gemakkelijk ergens achter.
Dat is lastig, want zij weet niet altijd waar al die kledingstukken uithangen. Ja, daar heeft zíj een probleem mee; haar zoon maakt zich er niet druk om.
Halverwege de avond komt de intussen al meermalen besproken persoon in kwestie thuis. Ik zie een jongen van 12 jaar met een frisse blos op zijn wangen.
Zijn ogen lichten op als hij mij ziet. „Ha, ben u hier!” Hij vertelt dat hij iemand in de buurt geholpen heeft met een klusje. Dat doet hij met plezier en omdat hij handig is, ziet die verre buur hem graag verschijnen.
„Maar had je het niet koud toen je terugfietste?”
„Helemaal niet. Ik heb het nooit koud. Mama, ja, die zit altijd te zeuren over een jas.”
Wat is dat toch met moeders. Ze menen het goed, maar kinderen pikken het op als overdreven bemoeizucht. Moeders willen heus het beste voor hun kind. Want welke moeder gunt haar kind rillingen? Of erger nog: dat het ziek wordt van fietsen in de koude nachtlucht? Moeders willen beschermen tegen allerhande narigheid. Het moederhart spreekt.
Later gebruik ik in een lezing op een ouderavond het voorbeeld van een vergeten schooltas. Als je kind zijn tas met boterhammetjes voor tussen de middag vergeet, dan breng je –zo mogelijk– die tas toch alsnog naar school?
Maar daar zit meteen een dilemma: als je blijft nabrengen, leert een kind zijn zaakjes niet zelf op te knappen.
Aanvankelijk is moeder degene die het kind helpt organiseren. Als de schooltas nog thuis staat, is zij in gebreke gebleven en het is haar pakkie-an om haar verzuim te herstellen. Maar ergens in de basisschoolleeftijd moet die verantwoordelijkheid verschuiven naar het kind. Zo niet, dan blijft moeder de schuld krijgen als er iets verkeerd gaat. „U hebt me niet helpen denken, dus ik kon er niets aan doen.”
Het overdragen van verantwoordelijkheid is niet zo gemakkelijk vanwege dat moederkloekgevoel. Toch zal een kind soms pas iets leren als hijzelf de nadelige consequenties ondervindt van zijn nalatigheid.
De praktijk is vaak de beste leermeester. Een keer je tas vergeten is ’s middags geen eigen brood hebben. Een keertje kou lijden leert kinderen hopelijk vooruit te denken of een jas nodig is. Juist van je eigen fouten leer je het meest.
Gelukkig weten we dat verkoudheid veroorzaakt wordt door een virus of een bacterie. Kou is alleen een eventuele risicofactor.
Waar het om gaat is dat kinderen niet afhankelijk moeten blijven van onze zorg. Ze moeten zelfstandig leren beoordelen wat nodig is. Het kan liefdeloos lijken om de handen van kinderen af te trekken en het hen zelf te laten uitzoeken.
Na afloop van de ouderavond staat een groepje ouders op de parkeerplaats na te praten. Een vader schiet me aan: „Maar stel nu dat uw mán zijn brood vergeet. Dan zou u hem zijn boterhammen toch wel nabrengen?”
In donker kan ik niet precies de gezichtsuitdrukkingen onderscheiden. Mijn eerste gedachte is: „Meent hij dat echt?”
De omringende vrouwen knikken me vol overtuiging toe: „Natuurlijk doe je dat voor je man, want je houdt toch van hem!”
Eén ding weet ik wel zeker… mijn man zou me al zien aankomen.
De auteur is psychologe en moeder van een zoon van 11 jaar en twee dochters van 16 en van 17.Reageren aan scribent? gedachtegoed@refdag.nl.