Geen kunst zonder herschepping
Had Calvijn echt weinig met kunst en zit de christelijke kerk vandaag nog met die erfenis? Of kunnen kerk en kunst gewoon niet samengaan? Feit is, in elk geval, dat beide niet zonder reformatie kunnen.
Calvijn staat erom bekend dat hij weinig affiniteit met kunst en cultuur had. Het is calvinistisch om je niet te bemoeien met cultuuruitingen. Ja zelfs, zo wordt met regelmaat beweerd, zijn ten gevolge van Calvijns leer en de calvinistische principes de Nederlandse kerken versoberd.Calvijn krijgt er nog altijd de schuld van dat weinig beeldende kunst uit de noordelijke Nederlanden van voor de Reformatie bewaard is gebleven. Hij is de man die alle cultuuruitingen verbannen heeft.
De reformator Maarten Luther daarentegen staat bekend als een grote stimulator van kunst en muziek. Dichtte hij niet vele liederen, die nog altijd graag gezongen worden, zoals het ”Lutherlied” –geen Calvijnlied– op hervormingsdag. De componist Johann Sebastiaan Bach heeft zich voor zijn vocale werken grotendeels gebaseerd op Lutherse liederen en zijn cantates werden gezongen tijdens de Lutherse kerkdiensten.
Overigens wilde ook de hervormer Zwingli niet dat er tijdens de kerkdienst gezongen werd. Hij bande tevens het orgel uit de kerk. Van Gisbertus Voetius is bekend dat hij fel tegen het gebruik van allerlei muziekinstrumenten in de kerkdienst was, hoewel hij zelf een voortreffelijk musicus was. Voetius speelde fluit, citer en orgel. In zijn nalatenschap bevond zich een viola da gamba.
Van Johannes Calvijn is niet bekend of hij een instrument bespeelde. Had hij weinig gevoel voor beeldende kunst en muziek?
Een van de erfenissen van Calvijn is de opvatting dat het calvinisme een sterke afkeer heeft van cultuuruitingen. Hier tegenover polemiseerde Abraham Kuyper dat de muzikale ontwikkeling vanaf de zestiende eeuw kon ontstaan juist dankzij het calvinisme en niet ondanks het calvinisme. Met de Reformatie was immers ook de kunst bevrijd van de rooms-katholieke overheersing en werd zij niet meer beheerst door het kerkelijke gezag.
Kerkboek
In 1542 verscheen een kerkboek voor het gebruik tijdens de calvinistische kerkdiensten. In het voorwoord hierop schreef Calvijn dat het in de kerkdienst moet gaan om drie dingen: de prediking van Gods Woord, de bediening van de sacramenten doop en avondmaal én de openbare gebeden. Onder de gebeden rekende hij ook de psalmen: dat zijn gezongen gebeden. In zijn hoofdwerk de Institutie spreekt Calvijn over het zingen van de psalmen in het kader van het gebed.
Gereformeerden in de zestiende en zeventiende eeuw waren geen tegenstander van kunstuitingen op zich; zij veroordeelden het gebruik van kunstwerken tijdens de kerkdienst.
De oudste reformatorische kunst-uiting is de prentkunst, zoals houtsneden, kopergravures en etsen. Deze vorm van beeldende kunst propageerde de reformatorische leer en veroordeelde bijvoorbeeld de rooms-katholieke kerk. Dat blijkt uit allerlei spotprenten uit die tijd. Andere vormen van prentkunst zijn de illustraties in reformatorische Bijbelvertalingen.
Een specifiek thema in deze vroege reformatorische kunst is de verbeelding van de mens die door het geloof het eeuwig leven ontvangt, zonder de verdienstelijkheid van de werken van de wet.
De kunstenaars in de zestiende en zeventiende eeuw waren zakelijk ingesteld. Zij produceerden voor hun afnemers. Rembrandt portretteerde zowel gereformeerde alsook remonstrantse en doopsgezinde en zelfs rooms-katholieke personen.
Ook voor opdrachtgevers was de kerkelijke gezindheid van de kunstenaar ondergeschikt. Het ging hen om de kwaliteit van het kunstwerk dat zij leverden.
In de zeventiende eeuw kregen houtsnijders en schilders regelmatig de opdracht om het kerkinterieur te verfraaien, zoals door het maken van zogeheten tiengebodenborden. Ook consistoriekamers werden dikwijls voorzien van schilderijen, vaak met een Bijbelse voorstelling. Ook in woonkamers verschenen steeds meer Bijbelse afbeeldingen.
Visie
Deze gegevens uit de tijd van de Reformatie vormen een aansporing voor het ontwikkelen van een visie op kunst en cultuur. Dat is actueel. Bestaat er een eenduidige visie op kunst en cultuur? Dient er een zogeheten reformatorische visie op kunst en cultuur te zijn? Al te snel wordt gezegd dat de kerkelijke verdeeldheid te groot is om eenparig een Bijbelse cultuurvisie te ontwikkelen. Er bestaan zeker grote verschillen in de visie op kunst binnen de gereformeerde gezindte. Maar moet die gezindte zich daardoor buiten de discussie plaatsen? Bij de kunst- en museumelite worden veel kunstuitingen niet als ware kunst gezien en totaal genegeerd, terwijl er bijvoorbeeld talrijke vernieuwende schilders zijn, ook met een christelijke achtergrond.
Bij het nadenken over kunst en cultuur is het goed om te bepalen waar de grenzen van het toelaatbare liggen. Alle cultuur en kunst dient zich in de eerste plaats aan de regels van het ambacht te houden. Uiteindelijk is de Bijbel de norm en dient alles onderworpen te zijn aan de inhoud van de Schrift. Wat zich buiten deze grenzen bevindt, kwalificeert zich niet als kunst en cultuur, tenzij we cultuur definiëren als iedere creatieve uiting.
Kunst is een daad van de mens die God eert en schoonheid creëert. De nadruk ligt op het eren en creëren, en wel in deze volgorde. Het lijkt alsof hiermee een woord dat eigenlijk alleen voor God gereserveerd is, gebruikt wordt voor een menselijke daad, te weten de creatie. De dogmatiek spreekt over de creatio als de scheppende daad van God wordt bedoeld. Alleen de mens die door God is herschapen en geestelijk is vernieuwd, kan creëren. In het actieve leven van de kunstenaar gaat de recreatie vóór de creatie.
Juist door het gebruik van deze woorden blijkt het duidelijke verband tussen het scheppingswerk en het kunstenaarswerk. De Bijbel leert de kunst te zien in haar wezen, namelijk als een manier om God te eren. Hij is de Schepper van hemel en aarde, Die aan de mens de gave heeft gegeven om te creëren. Uiteindelijk is de kunst een opdracht van God en de roeping van iedere ware gelovige. God is het begin, de oorsprong en het doel van de kunst.
Dat zegt ons meteen dat de kunstenaar een nietig mens is. In de kunst en cultuur kennen we zogeheten kunstpausen. Zo verwierf de bekende H. P. Bremmer (1871-1951) aan het begin van de twintigste eeuw een onbetwistbaar gezag in kunstenaars- en verzamelaarskringen. Hij was kunstkenner, criticus, schrijver, uitgever, handelaar en verzamelaar. Op zijn adviezen heeft Kröller-Muller haar wereldberoemde collectie samengesteld.
Gaven
De kunstenaar is een nietig mens, die zijn of haar gaven van God gekregen heeft. Het schepsel wordt door God bekwaamd. Hij wordt verwaardigd tot creëren. Zijn creaties zijn ten diepste geen nieuwe scheppingen, maar de kunstenaar maakt gebruik van de middelen die God in Zijn schepping geschonken heeft.
Christenen moeten zich distantiëren van kunstuitingen als dans, toneelspel en film. Veel van deze uitingen zijn erotisch getint en prikkelen de zinnen. Dat geldt ook voor veel literatuur, zowel proza als poëzie. Gods geboden worden daarin ontkracht en veracht. Het gaat in deze kunstvormen doorgaans om de beleving van het eigen ik, en dan het ik in zijn zondige natuur. Veel kunstuitingen geven gestalte aan het verdorven bestaan van ieder mens.
De zondige natuur wordt gekenmerkt door ongehoorzaamheid. Calvijn heeft dat als geen ander benadrukt. Ook ten aanzien van de kunstzinnigheid worden mensen getekend door de natuurlijke ongehoorzaamheid aan Gods Woord. Dat kan blijken uit het kritiekloos aanvaarden en gebruiken wat de kunstwereld produceert. Of uit het in elkaar zetten van een kunstwerk zonder de ambachtelijkheid en de worsteling met de materie, waardoor het resultaat oppervlakkig blijft en tekortdoet aan de eer van God, ook al staat er een Bijbelse titel boven of wordt een Bijbels onderwerp behandeld. De worsteling van de kunst is enerzijds de weerspiegeling van de eigen tijd en anderzijds de bespiegeling van de eeuwigheid, en dat alles in de spiegel van Gods wet.
Kunst is een uiting van esthetische schoonheid. Er is geen kunst zonder deze schoonheid. De schoonheid is onmisbaar. Conceptuele kunst –waarin het meer gaat om het idee dan om de kunstzinnige uitwerking– is niet in overeenstemming met de Schrift, omdat de schoonheid wordt gemist. Gods Woord heeft de hoogste schoonheid. De Bijbel is het boek van schoonheid. Déze schoonheid dient weerspiegeld te worden in de kunstuiting. Hier had Calvijn zeker oog voor.
Het is, Bijbels gezien, onmogelijk, om de Schrift hoog te houden en de cultuur te verwaarlozen. Geen enkel boek heeft de cultuur zo zeer beïnvloed als de Bijbel. Talloze kunstwerken, zoals literatuur, composities en beeldende kunst, zijn door de Bijbel geïnspireerd.
Ethiek
Calvijn verwijst in zijn geschriften regelmatig naar de klassieke oudheid en zijn cultuur, dus naar niet-christenen. Hij had er oog voor dat de leer van de schoonheid van de dingen, de esthetica, samenhangt met de ethiek. Iets kan pas werkelijk kunst zijn als dat tot eer van God is.
Kunst mag de zonde in de mens niet aanwakkeren. Zij is ervoor bedoeld om Gods goedheid en genade te erkennen. Volgens Calvijn hangt de kunst samen met het werk van de Heilige Geest. Door Gods schepping, de creatio, werd de mens creatief, maar pas op de juiste manier ná de recreatio, de herschepping. De creatuur volgt de Creator.
Daarom is een hervorming nodig. Het gaat niet om het ”ik” in de kunst. Cultuur is per definitie niet individualistisch. De kunstenaar leert luisteren naar de eigen tijd, nadat hij geluisterd heeft naar Gods Woord. De kunstenaar weet dan dat hem dat beïnvloedt. Hij is anders dan zijn collega. Dan wordt ook zijn creatie anders. Het wordt dan een getuigenis, een profetie.
Kunst is arm wanneer de herschepping ontbreekt. Maar tevens is het noodzakelijk dat aan de andere kant de kijker, lezer of luisteraar evenzo verandert. Een beroep op gebrek aan talent of belangstelling is geen excuus, want dat miskent de kunstzinnigheid als teken van Gods goedheid. Het is collectieve schuld dat de hedendaagse christelijke kunst arm is en maatschappelijk aan de zijlijn staat.
Op dit punt is voortgaande hervorming nodig. Op kerkelijk gebied past daar het woord reformatie. Wat verdorven was, wordt door Gods genade hersteld, tot eer en heerlijkheid van God. Er is voortdurende bezinning nodig om het creatieve niet te verliezen. Meditatie leidt tot creatie. De kunst is bedoeld voor heel de wereld. Door de kunst wil God laten zien dat Hij de Kunstenaar en Bouwmeester is.
De auteur is predikant van de hersteld hervormde gemeente te Oud-Beijerland en promoveerde in 2006 op de nieuwtestamentische commentaren van Johannes Drusius (1550-1616).