Hoe Hattemse pastor verdween uit Amersfoort
Of ik wel wist dat er een kring bestaat die maandelijks bijeenkomt om over het gedachtegoed van de Hattemse cultuurfilosoof dr. F. de Graaff te spreken? De lezer die dat meldde naar aanleiding van de aflevering van vorige week, verwees tevens naar de website metahistorie.nl.
Rond de geestelijke nalatenschap van De Graaff blijkt zich een groep te hebben gevormd die op deze wijze informatie verspreidt. Benieuwd wat De Graaff zelf daarvan had gevonden, een eigen kraampje aan de elektronische snelweg, maar voor mij was het in ieder geval een nuttige ontdekking.Behalve evangelisch georiënteerde aanhangers komen we op de site ook namen tegen van meer reformatorisch gezinden zoals die van prof. dr. ir. Henk Jochemsen en prof. dr. ir. E. Schuurman. Laatstgenoemde is het overigens op een aantal belangrijke onderdelen vergaand oneens met De Graaff, wat niet wegneemt dat hij ook veel punten van overeenstemming ziet.
Wat mij indertijd opviel, is dat De Graaff verder nogal eens werd geciteerd in het kerkblad van de Oud Gereformeerde Gemeenten. Driestardocent J. Dankers had daarin een rubriek waarin hij inging op actuele ontwikkelingen en hij riep daarbij De Graaff meer dan eens te hulp om de door hem gesignaleerde teke-nen der tijden beter te kunnen verstaan.
Vermeld zij tevens dat De Graaff een zoon heeft die niet alleen als predikant de voetsporen van zijn vader drukt maar ook als filosoof. Zijn proefschrift over de verdwijning van engelen –met prof. dr. A. van de Beek als promotor– liet zien dat hij zich rijkelijk door zijn vader heeft laten inspireren.
Een naam die op metahistorie.nl ontbreekt, is die van dr. Matthijs Oudkerk. Hij is tegenwoordig hoogleraar radiologie aan de Rijksuniversiteit Groningen, maar in de tweede helft van de jaren tachtig was hij een vrij centrale figuur op de Evangelische Hogeschool (EH) in Amersfoort. Hij omarmde in die tijd vrij innig de kritiek van De Graaff op het westerse bestel. Oudkerk verkeerde in de positie dat hij de ideeën van de Graaff op de EH kon introduceren. Als het aan hem had gelegen, zouden ze in de lesstof worden verwerkt.
Al vrij snel kreeg hij stevig weerwerk, met name van de huisideoloog van de EH, Willem Ouweneel. Die had ook wel eens geflirt met De Graaff maar was naderhand van inzicht veranderd. Hoewel hij Oudkerk zelf had binnengehaald, liep hij voorop in het kielhalen van de man. Dat valt althans op te maken uit het boek ”We zijn heus geen dominee-journalisten”, dat een terugblik bevat op 25 jaar Evangelische School voor Journalistiek (ESJ). De journalistieke opleiding maakte in de jaren tachtig deel uit van de EH; vandaar dat de controverse tussen Oudkerk en Ouweneel uitgebreid in het boek aan de orde komt.
Volgens de auteurs (een drietal oud-leerlingen) heeft De Graaff persoonlijk ook nog een bepaalde inbreng gehad, namelijk in de discussie over het onderzoeksprogramma dat de EH wilde opstellen voor een eventueel nieuw op te richten universiteit. Oudkerk en Ouweneel moeten een aantal keren in de Hattemse pastorie De Gaedsberg te gast geweest om over zo’n programma te overleggen. Veel concreets leverden de bezoeken niet op maar volgens de overlevering moeten het genoeglijke gesprekken zijn geweest.
Wanneer en waarom Ouweneel precies van gedachten is veranderd, is moeilijk meer te achterhalen en doet er in dit verband ook niet zo veel toe. Later zou hij nog wel vaker op zijn schreden terugkeren. Feit is dat het conflict tussen hem en Oudkerk zich ongestoord kon ontwikkelen tot een allesoverwoekerend schisma.
De tegenstanders van Oudkerk hadden daarbij het voordeel dat de aan De Graaff ontleende cultuurvisie vrij simpel kon worden lekgeschoten. Daarin zaten zo veel zwakke plekken en boterzachte onderdelen dat een kind de was kon doen.
Zoals het zo vaak gaat als conflicten niet tijdig worden bijgelegd, raakte de eigenlijke aanleiding –de gewenste cultuurvisie– steeds meer uit beeld en begonnen ego’s te botsen, persoonlijke belangen een overheersende rol te spelen, deed vriendjespolitiek zijn intrede en kwamen vervolgens ook nog eens theologische tegenstellingen tot wasdom. Gooi dat alles in een grote pot, roer er krachtig in, haal de media erbij en het resultaat is een onwelriekend mengsel dat de kiemen in zich draagt van verderf en ontbinding. „Een crisis”, heet zoiets, maar dat woord schiet ten enenmale tekort om aan te geven hoe veelomvattend de chaos was en hoe verzengend de twisten.
Dat de EH die tsunami aan verwarring en ruzies heeft overleefd, mag met recht een wonder heten. Menselijkerwijs was het vooral aan de eigenaar van het schoolgebouw, onroerendgoedbeheerder H. Beens, te danken dat de strijdbijl vrij abrupt werd begraven. Beens zag de naderende ondergang van de hogeschool met lede ogen aan en zette de strijdende partijen het pistool op de borst. Dat hielp. Uiteindelijk bleek alles toch nog goed te komen.
Maar Oudkerk was toen al via de zijdeur vertrokken en het gedachtegoed van De Graaff werd twee hoog het raam uitgesmeten. Voor langere tijd, zo lijkt het, want naar verluidt durft binnen de muren van de EH niemand zijn boeken meer af te stoffen.
Of dat jammer is? Ja en nee. De boeken waarin De Graaff doordraaft over breuklijnen in de geschiedenis en daarover naar hartenlust speculeert, doen er niet echt toe. Het is geen wezenlijk gemis als je die ongelezen laat. Maar zijn meesterwerk, ”Als goden sterven”, is toch echt een aanrader. Wees het er voor mijn part hartelijk mee oneens, noem De Graaff een op hol geslagen romanticus maar neem hem in ieder geval serieus. Want waar hij de vinger bij legt, raakt het hart van de moderne tijd. Als hij inderdaad, zoals de vroegere Driestardenker Hage zei, „een fijnproever” was, kun je zijn visie op de westerse samenleving alleen tot eigen schade negeren.
Zoals eerder gezegd had De Graaff ook een geheel eigen kijk op de westerse economie. Nu die van haar ankers is geslagen, kan het geen kwaad daarvan kennis te nemen. Daarover binnenkort meer.