Seldenrijk: Blij met afwijzing homoseksuele praxis
Dr. R. Seldenrijk, die een boek schreef over homoseksualiteit in christelijke kring, is „blij” dat het overgrote deel van de reformatorische gezindte de homoseksuele praxis afwijst. „Maar we moeten wel waakzaam blijven.”
Dat de openheid rond het thema homoseksualiteit ook in reformatorische kring toeneemt, zoals blijkt uit onderzoek van de Roosevelt Academy in Middelburg, verbaast Seldenrijk, directeur van de Nederlandse Patiënten Vereniging (NPV), niet. „Net als in de Romeinse tijd leven we in een op zijn eind lopende cultuur waarin de homoseksuele praktijk wordt geaccepteerd. Een cultuur van decadentie. Christenen zijn kinderen van hun tijd. Waar je mee omgaat, daar word je mee besmet.”Door de jaren heen zag Seldenrijk het taboe op homofilie in reformatorische kring afnemen. „Twintig jaar geleden zei haast alleen iemand als prof. J. Douma er iets over. Verder werd er gezwegen.” Dat reformatorischen in groten getale de homoseksuele praktijk afwijzen, verheugt Seldenrijk. „Het besef dat de homoseksuele praxis niet spoort met de Bijbel leeft breed.” Waakzaamheid op dit gebied blijft geboden, aldus Seldenrijk. „We moeten ons blijven bezinnen op deze thematiek. Pas op dat je niet wordt meegezogen door de tijdgeest. Zeker gezien de felheid waarmee libertijnse drijvers hun gedachten aan anderen opdringen. Ik vind het puur verwerpelijk hoe minister Plasterk rond de homoleerkracht in Emst het vuurtje probeerde op te stoken.”
Dat er in reformatorische kring weerzin bestaat tegen het optreden van homobelangenorganisatie COC kan hij begrijpen. „De manier waarop deze organisatie opereert, strijkt veel mensen tegen de haren in. Zelf stuurde ik het manuscript van mijn boek ”Als je je anders voelt” tot twee keer toe naar het COC om hun de gelegenheid te geven hun visie te geven. Ik kreeg geen enkele reactie. Kennelijk wil het COC in christelijke kring vooral provoceren, in plaats van op een rustige manier over het onderwerp praten.”
De afwijzing van de homoseksuele praxis laat onverlet dat mensen met een homofiele gerichtheid „veel pastorale aandacht” verdienen. „We mogen de persoon zelf niet afwijzen. Ons past de bewogenheid van Christus. Ook mensen die worstelen met hun gerichtheid zijn levend onderdeel van de christelijke gemeenschap. Waarmee we zonde in de homoseksuele, maar ook in de heteroseksuele praxis niet mogen goedpraten.”