Niet iedere Duitser zit te wachten op een wettelijk minimumloon
Voltijds werken en toch aangewezen zijn op een aanvullende uitkering. In Duitsland is dat voor veel mensen realiteit want onder de nieuwe centrumrechtse regering van Angela Merkel komt er voorlopig geen minimumloon. Niet iedereen die in de lagelonensector werkt is daar rouwig om.
„Een betaalde hobby”, zo zou je het wel kunnen noemen, zegt Bianca Dreier. Ze is kapster in salon Bärbel in een buitenwijk van Halle a/d Saale. Frisgeverfde huizenblokken van de woningbouwvereniging en op elkaar gepakte eengezinshuizen bepalen er het straatbeeld. De salon is er een zonder franje, met aan de ene kant de bekende draaistoelen voor de spiegel, en daartegenover droogkappen en een lange bank voor wachtende klanten.Vandaag werken ze met z’n tweeën; veel aanloop is er niet. Wie binnenkomt, wordt direct geholpen.
Een eenvoudige knipbeurt kost hier 6,50 euro. Bianca Dreier (40) werkt net als haar collega’s dertig uur in de week en verdient daarmee 600 euro bruto per maand. Of dat volgens de cao is? Dreier, getrouwd en moeder van een negenjarige dochter, weet het niet.
Ze is geboren en getogen in Halle en komt uit een kappersfamilie. „Mijn overgrootvader was al kapper. Als kind vond ik het fantastisch om toe te kijken hoe mijn moeder krulspelden zette.”
De concurrentie is groot in het kapperswezen en de marges zijn klein. „Onze vaste klanten zijn vooral ouden van dagen, die dus al gepensioneerd zijn. Die hebben nog een beetje geld, maar langzaam wordt deze groep kleiner.” Eigenlijk zouden zij en haar collega’s –allemaal vrouwen– op cursus moeten, vindt ze „zodat we wat meer met de tijd kunnen meegaan.” Maar daarvoor ontbreekt het geld binnen het bedrijf, weet ze.
Van haar inkomen rondkomen kan het gezin natuurlijk niet; gelukkig heeft haar man een beter betaalde baan. Toch is Dreier tegen invoering van het minimumloon. „Veel van onze klanten kunnen dan geen kapper meer betalen, dus dan kan de zaak wel sluiten.”
Heeft Duitsland een wettelijk minimumloon nodig? De nieuwe regeringspartijen CDU en FDP zijn tegen. Volgens deze partijen schaadt dat de werkgelegenheid. Voor werknemers in de beveiligingswereld, bij wasserettes, in de transportsector en bij kappersbedrijven liggen de cao-lonen daarom onder de 7,50 euro, het bedrag dat de vakbonden en de politieke oppositie graag als minimum zouden zien.
In totaal werken circa 6 miljoen mensen onder deze loongrens, dat is bijna een vijfde van het aantal werknemers in loondienst. Naar schatting 2 miljoen werknemers verdienen zelfs minder dan 5 euro per uur. Een groot deel van hen moet naast hun werk een aanvullende uitkering aanvragen.
Een van hen is de 48-jarige Gabriele Schwarz. Zij werkt bij een groot schoonmaakbedrijf in Wolfen.
De robuuste vrouw uit de buurt van Leipzig weet van aanpakken. Een doorsnee werkdag duurt voor haar tien uur. Voor haar werk gaat ze achtereenvolgens van een museum in haar woonplaats naar het arbeidsbureau 10 kilometer verderop in Bitterfeld en dan weer naar een school in Wolfen. „En dan doe ik nog twee keer per week ’s avonds de plaatselijke sporthal.”
De schoonmaakster werkt niet met tegenzin. „Mijn werk is veelzijdig door de verschillende mensen die ik tegenkom”, zegt Schwarz. Het afgelopen half jaar heeft ze echter 52 uur per week gewerkt. In haar contract staat 42 uur vermeld, maar daarvan houdt ze te weinig over, ondanks dat haar werkgever zich aan de cao houdt.
Ook nu nog moet ze bij de sociale dienst aankloppen omdat haar man deels arbeidsongeschikt is verklaard en geen werk heeft. „Het is vernederend dat ik bij de sociale dienst moet knokken voor een aanvulling. Loopt er iets mis met de loonafrekening, dan wordt gelijk je uitkering gekort”, zegt ze.
Twee collega’s heeft ze meegebracht ter ondersteuning van haar verhaal. Die komen met hetzelfde relaas als Gabriele Schwarz. Hun uurloon ligt op 6,58 euro, een stuk lager dan in het westen van het land, want in sommige branches gelden nog aparte oost- en west-cao’s. „Wat dat in de praktijk betekent? „De fruitschaal staat bij ons leeg op tafel en de auto kunnen we niet repareren, maar reiskosten moet ik wel zelf betalen. Voor iets extra’s, zoals een bezoek aan de bioscoop, is geen geld, net zo min als voor studiemateriaal voor mijn dochter.”
Twee dagen geleden heeft ze met haar collega’s uit de schoonmaakbranche voor het eerst gestaakt. Zeventig cent meer loon eisen ze. Misschien dat ze dan weer eens op vakantie kan. „In 1994 was dat voor het laatst. Toen zijn we naar Ponypark Slagharen geweest.”