Machteloos tegenover gebeden
De Nikolaikirche in Leipzig lijkt een bedevaartsoord. De kerk in het centrum van de Duitse stad was twintig jaar geleden het toneel van de vreedzame revolutie die van daaruit door de DDR trok. Foto’s roepen de verhalen en getuigenissen weer in herinnering. De vreedzame demonstraties, gestart met gebedsbijeenkomsten in de kerk op maandag, sloegen over naar Berlijn en leidden uiteindelijk tot de val van de Muur. In Leipzig begon de victorie.
Het zijn roerige tijden in de Duitse Democratische Republiek (DDR) in 1989. Vele duizenden demonstreren voor vrije verkiezingen. De openstelling van de grens tussen Hongarije en de DDR op 11 september leidt tot de vlucht van tienduizenden burgers uit de DDR. Op 9 en 10 september wordt Neues Forum opgericht. Het wordt de grootste oppositiebeweging. Zij dringt aan op veranderingen binnen het politieke systeem. Intussen is het regime onder leiding van Erich Honecker niet bereid tot inbinden. In oktober 1989 wordt nog groots het veertigjarig bestaan van de DDR gevierd met veel wapenvertoon.In de Nikolaikirche worden ’s maandags gebedsdiensten gehouden die onder meer bedoeld zijn om politieke gevangenen vrij te krijgen. De slogan luidt: ”Geen geweld”; gebed en het aansteken van kaarsen zijn de belangrijkste ingrediënten.
Het aantal bezoekers van de kerkelijke bijeenkomsten groeit snel. De samenkomsten krijgen een steeds politieker karakter. De overheid reageert met intimidatie. Er volgen arrestaties, demonstranten worden uiteengejaagd op straat of opgepakt als ze uit de kerk komen. Maar de bijeenkomsten gaan door.
Op maandag 9 oktober zijn er in Leipzig 70.000 demonstranten op de been. Het ”wonder van Leipzig”, naar de gelijknamige roman van Erich Roest, voltrekt zich: de politie krijgt plotseling de order om niet met geweld in te grijpen. De duizenden demonstranten begeven zich daarop naar het hoofdkwartier van de Stasi, de gehate geheime dienst.
Er volgen protestbijeenkomsten in Oost-Berlijn en op 16 oktober zijn maar liefst 120.000 mensen in Leipzig op de been die roepen: „Wir sind das Volk!” Dan zijn de ontwikkelingen niet meer tegen te houden: Honecker treedt op 18 oktober „om gezondheidsredenen” af, op 4 november zijn er demonstraties in vijftig steden. In de nacht van 9 op 10 november valt de Muur.
Wonder uit de hemel
Drijvende kracht achter de maandaggebeden was destijds ds. Christian Führer, verbonden aan de Nikolaikirche. Het was toen niet vanzelfsprekend dat de ontwikkelingen deze gunstige richting aannamen, zegt ds. Führer. „Juist de voorgeschiedenis van ons land liet zien dat de communistische machthebbers in de DDR niet zouden inbinden. Zij verdedigden de bloedige onderdrukking van de studentenopstand in Peking in 1989. Duitsland kent ook geen traditie van geweldloosheid, wat is gebleken in de tijd van het nazisme en het communisme. Een revolutie is altijd bloedig. Dat de staat geweld gebruikt, is eigen aan de staat, maar de kerk preekte juist geweldloosheid. De revolutie die de kerk liet zien, was vreedzaam, en dat bracht de staat op de knieën.”
Ds. Führer heeft de gebeurtenissen in oktober als „een wonder uit de hemel” ervaren. „Het regime was niet opgewassen tegen kaarsen en gebeden. Het was een zaadkorrel die uitgroeide en waarvan ik de uitkomst niet voor mogelijk had gehouden. Zonder het getuigenis van de kerk in Leipzig was er geen grote demonstratie gekomen. Het gevolg was niet alleen de val van de Muur, maar ook de opheffing van de deling van Duitsland en daarmee van de praktische gevolgen van de Tweede Wereldoorlog.”
Vrijheid aan banden
Leipzig was destijds de tweede grote stad in de voormalige DDR. Een stad vol cultuur, waar J. S. Bach vele jaren cantor was in de St. Thomaskirche, Goethe, Lessing en Leibniz studeerden, Felix Mendelssohn-Bartholdy componeerde. De DDR met haar communistische ideologie legde de cultuur en de vrijheid van meningsuiting aan banden, ook voor de kerk.
Ds. Führer: „Officieel was er in de DDR vrijheid van godsdienst. Je kon aan de universiteit theologie studeren. De DDR wilde een vooruitstrevende staat zijn en liet graag voorkomen dat ze de vrijheid hoog had staan. Terwijl de kerk uitwendig in het publieke leven niets in de weg gelegd werd, probeerde de Oost-Duitse geheime dienst, de Stasi, ondergronds de kerk zo veel mogelijk te verwoesten.”
Dat bleek vooral ná de revolutie van 1989. Ds. Führer ontdekte dat maar liefst 28 Stasimedewerkers op ‘zijn zaak’ zaten. Zelfs een van zijn medepredikanten was een Stasimedewerker. Twee Stasimedewerkers wilden hem voor de val van de Muur letterlijk ziek maken, ook psychisch, zodat hij niet in staat was zijn werk te doen. „Ik wist dat de Stasi in onze kerk actief was, maar kon dat niet concreet aanwijzen. Zo wist ik ook dat mijn telefoongesprekken werden afgeluisterd en dat er tijdens de vredesgebeden Stasimedewerkers aanwezig waren, maar je wist nooit precies wie. Je wist ook niet of bepaalde provocaties die zich tijdens de onrustige periode voordeden, van de Stasi waren om daarmee arrestaties uit te lokken.”
De vredesdemonstraties die gestart waren als maandaggebeden gingen in 1989 steeds meer richting een hoogtepunt. De toeloop werd groter en mensen die zich om welke redenen dan ook tegen de onderdrukkende staat keerden, vonden hier ruimte om zich te uiten. De bijeenkomsten stonden in het teken van geweldloosheid, zegt ds. Führer.
Open nacht
Intussen gaat het kerkelijk leven anno 2009 zijn gang. Er wordt breed reclame gemaakt voor een ”open nacht” van de kerken in Leipzig. Joachim en Brunhilde Grätzsch, behorend tot de kerk van de adventisten in Leipzig, zeggen dat de kerken nog steeds met leegloop kampen. „Er is wezenlijk niet veel veranderd. Het materialisme is groot. Vrijheid? We kunnen nu naar het westen rijden, maar velen hebben het geld er niet meer voor. De werkloosheid is flink toegenomen. De vrijheid om je mond open te doen in het bedrijfsleven is er niet meer. Je staat zo op straat en tien anderen staan in de rij om je baan over te nemen.”
Een medewerkster van de lutherse Heiland Kirche in Leipzig merkt op dat het communisme een gat in de samenleving heeft geslagen. „De oudere generatie heeft niets met de kerk of met God. Ouders sturen hun kinderen nu wel vaker met Pasen of Kerst naar de kerk, maar ze hebben nog steeds angst voor de gevolgen. De schrik zit er nog steeds in.”
Atheïsme
De kerk in de voormalige DDR moet opnieuw haar stem verheffen tegen de onrechtvaardigheid, vindt ds. Führer. „Zolang in ons land twee derde deel van de bevolking het goed heeft en een derde niet, is de vreedzame revolutie nog niet voltooid. De kerk hoort er te zijn voor de armen en vernederden.”
De kerk in de voormalige DDR heeft anno 2009 te kampen met de gevolgen van de onbeperkte economische vrijheid, aldus ds. Führer. „In de DDR hadden we het theoretische atheïsme, dat gemakkelijk te onderkennen was, maar het moderne atheïsme van de welvaart is een veel groter gevaar. Een Latijns gezegde luidt: Als de buik vol is, is het hoofd leeg. Als ik het wegebben van de gevolgen van de financiële crisis zie en hoe men gewoon weer op de oude voet doorgaat, dan is er weinig veranderd.
Ons volk is veertig jaar lang onmondig gehouden. Alles werd door de staat voorgeschreven. Gelukkig heeft de kerk een nieuwe opmerkzaamheid gekregen voor de degenen die tussen wal en schip dreigen te vallen. De meeste kerkverlatingen hebben we achter ons. Wat overblijft is een kerk die oog krijgt voor nieuwe problemen in onze samenleving.”
„Opvoeding werd ons door de staat ontnomen”
Liane Plotzitzka-Kämpf was betrokken bij de vrouwengroep voor vrede in de Nikolaikirche in het spannende jaar 1989. Als moeder van zes kinderen heeft ze het systeem aan den lijve ondervonden. „Mijn Stasidossier was evenals dat van mijn man 180 bladzijden dik. We zagen in ons dossier zelfs opmerkingen over de brieven van onze kinderen die onderschept waren. Eén keer werd ons huis doorzocht, toen ik vanwege een bevalling in het ziekenhuis lag en mijn dochter van veertien jaar thuis was.”
De kerk was voor Plotzitzka een ruimte om vrij te zijn. „Het gaat in de kerk niet alleen om God, maar ook om het onrecht en de onvrijheid zoals die er toen in de DDR waren. Daarom kwamen er ook mensen naar de kerk die niet expliciet gelovig of religieus waren. We wilden vrijheid om te zeggen wat we dachten, vrijheid om naar onze familie in West-Duitsland te reizen, vrijheid ook om onze kinderen op te voeden. De opvoeding werd ons door de staat ontnomen.”
Omdat Plotzitzka haar kinderen niet lieten deelnemen aan staatsactiviteiten voor de jeugd kwamen ze aan de rand van de samenleving terecht. „Een leerkracht maakte op een gegeven moment onze dochter belachelijk toen ze aan de klas vertelde dat ze in God geloofde. We voelden ons onzeker. Moesten we dergelijke beslissingen onze kinderen aandoen? Waren zij ertegen bestand dat ze gediscrimineerd zouden worden? Wie zich bekeerde tot het christendom kreeg geen gelegenheid om zijn examens af te ronden, te studeren; kortom, zijn hele carrière stond op het spel.”
Het gevaar van escalatie was in 1989 groot, zo herinnert zij zich. „Er kon met geweld ingegrepen worden, zoals in Peking. Toch waren er ook in dat jaar bemoedigende tekenen van onze vrienden in Hongarije en Polen, waar de ontwikkelingen plotseling positief verliepen. Het grote wonder was vooral dat er zo veel mensen kwamen opdagen tijdens de grote demonstratie op 6 oktober. Er werd geroepen: „Geen geweld” en „Gorbi, Gorbi” (naar het lichtende voorbeeld van Gorbatsjov, KvdZ). Maar de DDR had zich van Gorbatsjov afgekeerd. Toch voelden we dat er dingen gingen veranderen. Maar we hadden nooit gedacht dat die ook zouden leiden tot de opheffing van de tweedeling van Duitsland.”