De Godfried Bomans onder de historici
Emeritus hoogleraar H. L. Wesseling van de Universiteit Leiden is wel eens de Godfried Bomans onder de historici genoemd vanwege zijn onderhoudende manier van schrijven. Zijn jongste boek is daar ook een voorbeeld van. Het is een bundel met korte columnachtige, maar ook langere artikelen over –bijvoorbeeld– Europa, Afghanistan, geschiedschrijving en geschiedenisonderwijs.
De titel van het boek is ontleend aan de eerste bijdrage met als openingszin „Wij Nederlanders beschouwen onszelf graag als een vredelievend volk.” In deze column blijkt Wesseling het gedeeltelijk met die stelling eens te zijn. „Militarisme is ons vreemd”, stelt hij. „De Nederlandse mentaliteit is sinds lang eerder pacifistisch dan militaristisch te noemen.” De grote vredesconferenties van 1899 en 1907 werden daarom niet voor niets in Den Haag gehouden, waar ook het Vredespaleis gebouwd werd.Elke medaille heeft echter een keerzijde. Wesseling wijst onder andere op de Atjehoorlog, onze grootste koloniale oorlog. Hij verwijst daarbij naar bekende en geliefde liederen uit die tijd met klinkende oneliners als „Wij schieten met kruit en lood de Balinezen dood.”
Verder tekent hij aan dat in de westerse wereld (gelukkig) „de bereidheid om te vechten en te sneuvelen” sterk is afgenomen. „Zo gaat de wereld steeds meer lijken op Nederland”, besluit Wesseling deze eerste bijdrage, „en dat is een mooie gedachte.”
Europa
Een uitvoeriger bijdrage gaat over ”Vijftig jaar Europa, 1957-2007”. Wesseling wijst erop dat de Europese samenwerking van na de Tweede Wereldoorlog de vrede, vrijheid en democratie in Europa heeft bevorderd. Spanje en Portugal waren dictaturen toen in 1957 de EEG tot stand kwam. Een aantal Oost-Europese landen zuchtte toen nog onder het juk van de Sovjet-Unie, maar behoort nu tot de Europese Unie. Zijn conclusie is daarom: „De geschiedenis van de Europese Unie is een historisch succesverhaal.”
Ondanks dit succes van Europa bestaat er de laatste tijd weer veel euroscepsis. Enerzijds heeft dat volgens de schrijver te maken met het feit dat er ondertussen 27 lidstaten zijn. „Daarmee veranderde de Unie van karakter”, meent Wesseling. Brussel is ver weg voor de gewone burger en op de besluitvorming daar hebben individuele landen weinig invloed meer. Het is daarom heel gewoon geworden voor burgers en politici om „onwelgevallige maatregelen toe te schrijven aan de Europese Unie.”
Daarnaast doemt voor velen de vraag op: waar houdt de uitbreiding van de Europese Unie op? „De uitbreidingstrein dendert maar door en ook de Turkse passagiers springen er straks op zonder dat wordt uitgelegd waarom dit nodig of wenselijk is en welke gevolgen dit heeft voor de burgers van de Europese Unie.” Moet er niet eerst verdieping van de Unie plaatsvinden, voordat er nieuwe verbreding (uitbreiding) komt?
Wesseling stelt: „Wij kunnen (…) niet verder zonder de vraag te stellen naar de finaliteit, naar het einddoel van het Europese traject.” Hij pleit daarom voor „een moratorium op verdere uitbreiding, zoeken naar alternatieven voor een volledig lidmaatschap en het realiseren van institutionele veranderingen die nodig zijn om tot een betere bestuurbaarheid van de EU te komen.”
De Gaulle
Een andere uitvoeriger bijdrage gaat over ”Vijftig jaar Vijfde Republiek, 1958-2008”. Toen Charles de Gaulle in 1958 president van Frankrijk werd, kreeg dat land een nieuwe grondwet. Een grondwet die ervoor zorgde dat de president niet langer in hoofdzaak een ceremoniële functie had, maar veel meer als regeringsleider kon functioneren. Vooral de buitenlandse politiek was het terrein waarop de president veel invloed uitoefende. Allereerst probeerde De Gaulle binnen de NAVO een grotere rol voor Frankrijk te bedingen. Toen dat mislukte, zorgde hij voor een eigen Franse atoommacht en trad Frankrijk gedeeltelijk uit de NAVO.
Vervolgens richtte De Gaulle zich op Europa. In 1957 was de EEG van start gegaan met gedeeltelijk supranationale trekken en vooral gericht op economische samenwerking. De Gaulle wilde vooral een intergouvernementeel Europa en ook meer politieke samenwerking. Hij hoopte via een nauwe vriendschap met (West-)Duitsland het Europa van zes lidstaten te kunnen domineren en daardoor in de wereldpolitiek een onafhankelijker koers van Amerika en de NAVO te kunnen voeren. Bij de Duitse bondskanselier Adenauer vond hij een gewillig oor.
Zijn grote tegenspeler in de EEG werd de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken Luns. Luns wilde de band met de NAVO en de VS goed houden en vreesde een Frans overwicht binnen de EEG. Daarom ijverde hij voor de toetreding van Engeland tot de EEG. Tot twee keer toe werd dit door De Gaulle tegengehouden. Op zijn beurt wist Luns een Frans voorstel voor een Europese politieke unie tegen te houden.
Koloniaal verleden
Misschien wel het bekendste boek van Wesseling is zijn publicatie over het kolonialisme van de Europese landen ”Verdeel en heers. De deling van Afrika, 1880-1914”. Dit boek beleefde ondertussen al zijn zevende druk.
Een van de methoden om koloniale gebieden te onderwerpen en te behouden was die van de ‘olievlek’. Een koloniaal gebied werd stapsgewijs vanuit een aantal strategisch gelegen versterkte militaire posten „gepacificeerd.” Belangrijk daarbij was dat militaire actie gepaard ging met sociaaleconomische ontwikkeling door bijvoorbeeld de aanleg van wegen in dat gebied, de stichting van scholen en de bouw van ziekenhuizen. Hierdoor konden de „hearts and minds” van de oorspronkelijke bevolking gewonnen worden, hoopte men. Het succes van deze aanpak zou als een olievlek die zich langzaam verspreidt, het hele land kunnen pacificeren.
In een columnachtige bijdrage, ”Inktvlek of olievlek”, stelt Wesseling nu dat de problemen die zich in Afghanistan voordoen, lijken op de Europese koloniale problemen in de negentiende eeuw. Hij adviseert de NAVO-troepen daarom dezelfde aanpak te volgen als hun negentiende-eeuwse voorgangers hebben gedaan. Het zal duidelijk zijn dat hij daarom de Nederlandse aanpak –die vooral een ‘opbouwmissie’ wil zijn– de beste vindt.
Historische bezinning
Tot slot komen er in deze bundel diverse bijdragen voor rond geschiedschrijving en geschiedenisonderwijs, zoals de bijdragen ”Geschiedenis en biografie”, ”Ernst Kossmann: leven en werk”, ”Geschiedenis op school” en ”Goed nieuws over de canon”. Ook Wesselings afscheidscollege ”Ons vierde tijdvak. Beschouwingen over contemporaine geschiedenis” uit 2002 komt in deze bundel voor.
Van dit boek kan gezegd worden wat aan het slot van een van de bijdragen staat: „Hoewel kunst en wetenschap fundamenteel verschillend zijn, hebben ze in aanzet en inspiratie veel gemeen.”
N.a.v. ”Een vredelievend volk. Opstellen over geschiedenis”, door H. L. Wesseling; uitg. Bert Bakker, Amsterdam, 2009; ISBN 978 90 351 3435 5; 262 blz.; € 19,95.