AOW-plan
Eindelijk is de kogel door de kerk. Ruim een half jaar nadat het kabinet besloot dat de AOW-leeftijd omhoog moet, ligt er een plan op tafel dat ingaat op het hoe en wat.
Dat er iets aan de AOW moet veranderen, staat buiten kijf. De financiële crisis en de vergrijzing van de bevolking nopen tot maatregelen. Beschamend is het wel om te zien hoe de politiek, die de vergrijzingsgolf twintig jaar geleden al zag aankomen, er een economische crisis voor nodig heeft om tot werkelijke daden te komen.Hoe dit ook zij, de uitvinding van de Drees, die ruim vijftig jaar standhield, gaat op de schop. En dat is niet erg. Ook al is Nederland een welvarend en sociaal land, dat betekent niet dat elke verworvenheid tot in lengte van jaren moet blijven zoals hij was.
Toch roept de vorm waarin het kabinet de aanpassing heeft gegoten wel enkele vragen op. Daar is in de eerste plaats de vraag of de gekozen aanpassing wel eerlijk is richting verschillende groepen in de samenleving. Verhoging van de AOW-leeftijd naar 67 jaar betekent niet voor elke Nederlander hetzelfde. Waar velen hun werk als een dagelijkse vreugde ervaren en er daarom weinig moeite mee hebben langer door te werken, zijn er toch mensen die snakken naar het moment waarop zij kunnen stoppen. Dat is met name het geval bij fysiek zware beroepen. Voor stratenmakers bijvoorbeeld, die misschien al op hun zestiende op hun knieën in de zandbaan zaten te ploeteren, is het op 65-jarige leeftijd echt wel welletjes geweest.
Opvallend aan het kabinetsvoorstel is dat de coalitie er niet in geslaagd lijkt dit soort beroepsgroepen te ontzien. Zeker, er ís iets geregeld voor zware beroepen. Maar niet dat zij hun huidige pensioenleeftijd behouden. Werknemers met een flink arbeidsverleden behouden het recht om op hun 65e met pensioen te gaan, maar dat kost hun dan wel een deel van hun uitkering. Voor laagbetaalden is die korting weliswaar minder dan voor hoogbetaalden, maar het verschil is gering.
En zeker, werkgevers worden verplicht personeel dat dertig jaar lang zwaar werk verrichtte lichtere arbeid aan te bieden. Maar de vraag hoe dat in kleine bedrijven moet, beantwoordt het kabinet niet. Dit is absoluut een zwakke steen in het voorstel.
Een andere grote tekortkoming in het kabinetsplan is dat het weinig of geen maatregelen lijkt te bevatten om ouderen aan het werk te helpen of te houden. Toch is dit cruciaal voor de vraag hoeveel geld het plan uiteindelijk oplevert. Statistieken laten zien dat van burgers van boven de zestig jaar nog maar een klein deel betaalde arbeid verricht. Een groot deel ontvangt een of andere uitkering. Het zal duidelijk zijn dat het niet winstgevend, vaak zelfs verliesgevend is deze mensen twee jaar langer bijvoorbeeld hun WAO-uitkering uit te betalen.
Het kabinetsplan levert alleen zijn volle rendement op als het vergezeld gaat van een intensief arbeidsmarktbeleid voor ouderen. Zoals het er nu uitziet doet het teveel denken aan een vader die zijn zoontje op zijn zakgeld kort met de mededeling dat hij voor het verloren bedrag maar een baantje moet zoeken. Terwijl de jongen vanwege zijn leeftijd nog niet mág werken.