Boereninkomens blijven bron van zorg
De inkomens in de agrarische sector blijven een bron van zorg, zo blijkt uit cijfers van het Landbouw Economische Instituut (LEI). De mkz-crisis, een fikse staart van bse-perikelen en een bepaald niet vlekkeloos verlopen oogst zorgen ervoor dat boeren een „moeizaam jaar” achter de rug hebben, aldus LEI-directeur prof. dr. ir. L. Zachariasse.
Het LEI kwam maandagmorgen met zijn jaarlijks overzicht van de ontwikkelingen van bedrijfsresultaten en inkomens in agrarisch Nederland. Het gemiddelde boereninkomen nam in 2001 weliswaar licht toe, maar is per bedrijf „nog betrekkelijk laag.” Over de laatste tien jaar waren alleen 1993, 1999 en 2000 lager.
Boven aan de dijk
„Het is al met al niet zo’n positief verhaal”, aldus Zachariasse, die voorspelt dat het er de komende jaren „niet eenvoudiger” op zal worden. Hij trok de vergelijking met het midden- en kleinbedrijf. „Qua inkomen zitten we daar al vier jaar fors onder.” De herstructurering van de agrarische sector zit volgens de LEI-directeur momenteel „in de versnelling.” „In bijvoorbeeld de varkenshouderij is dit jaar 11 procent van de bedrijven gestopt. Dat betekent toch wel dat het water daar boven aan de dijk staat.”
Melkveehouders zien dit jaar hun inkomen gemiddeld met 10 procent tot ruim 50.000 gulden per bedrijf teruglopen. Een hogere melkprijs kan de forse terugval van de prijs van verkochte dieren niet goedmaken. Die prijzen staan met name door mkz en bse onder druk. Daar komt nog bij dat de voerprijzen met bijna 5 procent per koe zijn gestegen.
Vleesstierenhouders en kalvermesters zien hun situatie relatief nog meer verslechteren door de malaise op de vleesmarkt. „De hogere Europese premies kunnen dat effect niet ongedaan maken”, aldus het LEI. Schapenhouders doen het daarentegen iets beter dan in 2000.
Het herstel vorig jaar in de varkenshouderij heeft zich dit jaar niet voortgezet. De opbrengsten daalden met ongeveer 10 procent, terwijl ook hier de voerprijzen met 5 procent zijn gestegen. Varkenshouders zullen dit jaar met een inkomen van gemiddeld 110.000 gulden weinig tot niets kunnen sparen, verwacht het LEI. Sterker nog, zij teren in op hun vermogen omdat er in de afgelopen drie jaar alleen in het jaar 2000 wat geld opzij kon worden gelegd. De investeringen gaan evenwel door.
Leghennen- en vleeskuikenshouders doen het beter. Dit jaar zijn de eierprijzen lager dan in 2000, maar kippenhouders kunnen nog wel hun vermogen versterken, meent het LEI. Boeren met vleeskuikens profiteren van de gunstige ontwikkeling van opbrengstprijzen. Zij gaan er dit jaar in inkomen op vooruit.
De akkerbouw had dit jaar te maken met nogal wat oogstverliezen (vooral poot- en consumptieaardappelen) in verband met de vele regen. Dit heeft echter hogere prijzen tot gevolg gehad, waardoor het inkomen van de gemiddelde akkerbouwer er dit jaar met zo’n 33.000 gulden op vooruitgaat (tot 55.000 gulden). Dit is nog geen reden tot juichen, meldt het LEI. Het „weerstandsvermogen” in deze sector is in de voorgaande twee jaren „flink op de proef gesteld.” Het herstel van dit jaar geldt overigens met name voor de kleigebieden en niet voor de Veenkoloniën.
Tegenvallend
De glastuinbouw heeft een „tegenvallend” jaar achter de rug, vooral de groenteteelt. Hogere kosten (met name die van energie) en sterk gedaalde opbrengstprijzen van groente (onder meer tomaten en komkommers) zorgden ervoor dat het verschil met 2000 (een goed jaar) erg groot wordt. Een gemiddelde glasgroenteteler heeft dit jaar een inkomen van ongeveer 33.000 gulden, tegen 132.000 gulden een jaar eerder. Bloemen- en potplantentelers staan er iets beter voor dankzij de prijzen van sierteeltproducten, die redelijk op peil bleven. Telers op de open grond doen het na een matig jaar 2000 dit jaar beter. Het is nog wel even afwachten hoe de afzet van wintergroenten zich ontwikkelt. De fruitteelt kende een seizoen met mindere oogstopbrengsten (met name peren), maar wel hogere prijzen.