Nobelprijs naar economen uit VS
De Nobelprijs voor economie is dit jaar toegekend aan de Amerikaanse economen Elinor Ostrom en Oliver Williamson. Daarmee beloonde de Zweedse Academie voor Wetenschappen onderzoek naar de rol van samenwerken in de economie.
Ostrom (1933) is de eerste vrouw die wordt geëerd sinds de jaarlijkse prijs voor economie veertig jaar geleden voor het eerst werd uitgereikt. De in Los Angeles opgeleide professor van de universiteit van Indiana deed onderzoek naar samenwerking bij gezamenlijk bezit, zoals bij het onderhoud van natuurlijke rijkdommen.Ze toonde daarbij aan dat gebruikers van bijvoorbeeld visserijgebieden en bossen vaak heel goed in staat zijn die natuurlijke rijkdommen zelf te beschermen en te onderhouden, zonder hiertoe te worden gedwongen door regels van de overheid. Een voorbeeld hiervan vond ze onder meer in Mongolië, waar het grasland dat door nomaden werd gebruikt, veel beter af was dan de gebieden die in het bezit waren van door de overheid gereguleerde agrarische bedrijven.
Daarmee ging ze in tegen de gangbare opvatting dat individuele gebruikers geneigd zouden zijn misbruik te maken van gemeenschappelijk bezit, omdat ze daar zelf de voordelen van plukken terwijl de nadelen door de hele groep worden gedragen. Volgens Ostrom bewijst haar onderzoek dat mensen bereid zijn samen te werken als ze vertrouwen hebben in elkaar. Bij gebrek aan vertrouwen ontstaat samenwerking echter „alleen onder dreiging met een pistool.”
Haar collega Williamson (1932) richtte zich in zijn onderzoeken vooral op de vraag waarom mensen samenwerken binnen bedrijven, en waar die bedrijven tegen hun grenzen oplopen. Volgens de oud-leerling van Nobelprijswinnaar Ronald Coase ontstaan bedrijven als de beste oplossing voor het voorkomen van conflicten tussen mensen. Ze zijn vooral van belang als mensen bezittingen of kennis hebben die alleen waarde hebben binnen een bepaalde productieketen.
Samen delen de beide prijswinnaars het prijzengeld van ongeveer 1 miljoen euro, dat verbonden is aan de enige uit de serie jaarlijkse prijzen die niet door de Zweedse uitvinder van het dynamiet Alfred Nobel in het leven is geroepen. De prijs werd in 1968 ingesteld door de centrale bank van Zweden.
Econoom Landis Gabel van het Franse instituut Insead noemde de uitverkiezing van beide economen goed getimed. „Hun onderzoeksterreinen begonnen bij het concept van falende markten. Daarmee onderscheiden ze zich van de meer gangbare theorieën die uitgaan van perfecte markten met perfect rationeel gedrag”, zei hij tegen persbureau AFP.