Cultuur & boeken

Cakejes, roggepap en babymelk

Als je door de Geerstraat loopt, zie je ongeveer in het midden een huis met twee hoge ramen en een grote groene voordeur. In de voordeur zit een klein raampje, waar je niet doorheen kunt kijken omdat er een papiertje voor zit. Op dat papiertje staan namen: Lien, Nicolaas en Gijs. Die wonen hier, samen met hun papa en mama.

6 October 2009 15:06Gewijzigd op 14 November 2020 08:50

Lien zit in groep 1. Ze heeft bruine krullen die ’s ochtends nog in een staartje zitten, maar ’s middags bijna nooit meer. Dan heeft ze haar elastiekje aan een ander kind op school gegeven, of baby Gijs heeft haar strik eruit getrokken. Baby Gijs is klein en dik. Hij drinkt alleen nog maar melk van zijn moeder.Lien allang niet meer, die houdt meer van cakejes met roze prinsessenglazuur.

Maar nu hebben we Nicolaas overgeslagen. Dat komt vast omdat bijna niemand weet dat hij Nicolaas heet. En dat is weer de schuld van Lien. Toen ze nog niet goed kon praten noemde ze hem altijd Hokkalaas. Later zei ze Hokkie, en toen deden papa en mama dat ook maar. Nu zegt iedereen Hokkie.

Hokkie is 3 jaar en eigenlijk best een bijzonder jongetje. Hij drinkt geen melk van mama meer, zoals baby Gijs. Maar hij houdt helemaal niet van cakejes met prinsessenglazuur. Hokkie houdt van komkommer en van roggepap.

Lien en Hokkie hebben allebei een stukje tuin. In Liens tuintje staan viooltjes, afrikaantjes en een paar bonenstruiken.

Lien lust graag bonen, maar alleen als ze er patat bij krijgt. In Hokkies tuintje staan slaplanten en een grote komkommerplant, maar daarachter zie je allemaal dunne groene stengels. Als die stengels geel worden, knipt papa ze af en slaat erop. Wat komen er dan uit? Roggekorrels. Die maalt mama in een molentje en dan kookt ze er pap van: roggepap. Dat is een rare dikke pap „met pitten erin”, zegt Lien. Die kijkt al vies als de pap alleen nog maar op tafel staat. Bijna niemand lust roggepap. Behalve papa, mama en Hokkie.

Het bureau
„Vandaag moet ik met Hokkie naar het bureau”, zegt mama opgewekt. „Dat wil ik niet”, zegt Hokkie. Want op het bureau moet je eerst al je kleren uit, dan lang wachten en dan in je eentje met blote voeten op een grote weegschaal staan. Daarna moet je nog een kamertje in waar een mevrouw met koude vingers aan je buik gaat voelen.

„Ah, toe nou Hokkie”, zegt mama.

„Nee,” zegt Hokkie, „niet.”

„Dan krijg je daarna een bakje chips”, zegt mama.

„Nee”, zegt Hokkie. „Dat wil ik niet.”

„Een chocoladekoek in een papiertje dan.”

„Nee, ook niet.”

Mama zucht. „Een tomaatje dan?”

„Jaaaaaaa,” zegt Hokkie. „Dat wil ik.”

En dan gaan ze snel. Gijs gaat ook mee. Met zijn dikke benen past hij al bijna niet meer in het voorzitje. „Nog even”, zegt mama tegen Hokkie, „en dan moet Gijs achterop en jij weer voorop.”

„Nicolaas mag uitkleden!” roept een mevrouw. Hokkie hoort het niet. „Nicolaas, dat ben jij dus”, zegt mama lachend.
„Eens even kijken”, zegt de mevrouw in het kamertje, met een bril op het puntje van haar neus. Ze tekent een lijntje in Hokkies groeiboek. „Eet hij wel goed?” vraagt ze en schuift het boek naar mama toe. „Kijkt u maar, hij zit met zijn gewicht echt onder de lijn.”

„O ja”, zegt mama, „maar dat komt door zijn papa. Die is ook zo mager. Daar kan ik ook nooit een broek voor kopen die goed past.”

Hokkies broeken zakken soms zomaar af als hij rent. Daarom doet mama er altijd eerst elastiek in, zodat je net een gekke smalle babybroek krijgt met lange pijpen eraan.

De mevrouw kijkt over haar bril naar Hokkie. „Hou jij veel van eten?”

Hokkie zegt niks. Hij praat nooit tegen vreemde mevrouwen. Daarom lacht hij alleen.

„Wat krijgt hij zoal?” zegt de mevrouw weer tegen mama.

„Nou eh…roggepap, komkommer, tomaatjes, rozijnen, dat soort dingen”, zegt mama.

„Ik begrijp dat jullie gezond willen leven”, zegt de mevrouw. „Maar als ik u was zou ik hem zelf meer laten kiezen wat hij wil eten. Een keertje pannenkoeken kan heus geen kwaad. Eet u zelf trouwens wel goed? Ik heb u ook wel eens dikker gezien.”

„Ik eet alles”, zegt mama, „maar dat zit hier.” Ze knijpt in de dikke wangen van baby Gijs.

Daarna moet Hokkie nog plaatjes kijken met een zwarte bril op. Hij mag maar met één oog tegelijk kijken. De mevrouw wijst een heel klein plaatje van een poes aan. „Wat is dat?” vraagt ze aan Hokkie. Hokkie ziet het goed: dat is Max, de poes van tante Annelies. Maar dat gaat hij heus niet tegen die mevrouw zeggen. Hokkie zegt niks. Hij lacht alleen.

„Ik laat u wat eerder terugkomen”, zegt de mevrouw en ze zet haar bril boven op haar haren. „Zijn ogen zijn niet zo goed, dus misschien moet hij al snel een bril. En dan kijken we meteen of hij al wat dikker is geworden.”

„Hoe was het?” vraagt papa thuis. „Wat denk je”, zegt mama, „weer een boel gezeur over niks. Natuurlijk was hij weer te mager. Wat kan ik daar nu aan doen?”

„Weet je wat”, zegt papa. „De volgende keer ga ik wel mee. Dan kunnen ze gelijk zien hoe dik ik wel niet ben. En dan zeg ik dat we elke dag patat met kroketten eten.”

„Ik wil nu een tomaat”, schreeuwt Hokkie. „Mag…?” zegt mama. Ze kijkt alsof ze heel boos kan worden. „Mag ik alstublieft een tomaat?” zegt Hokkie zachtjes. En dan krijgt hij er zomaar drie.

Pannenkoeken
Het is tijd om Lien uit school te halen. „Ha Hokkie!” roepen de kinderen op het schoolplein. De juffrouw kijkt een beetje raar. Dat jongetje heet toch Nicolaas. Hokkie gaat van de glijbaan, maar het gaat zo hard dat hij met zijn neus op de grond stuitert. „Haha”, joelen de kinderen, „dat komt omdat je zo licht bent.” Hokkie wil nooit meer van de glijbaan.

„Mama”, zegt Lien. „Mag ik bij Maria spelen? Daar gaan ze pannenkoeken eten.” Maria’s moeder komt er ook aan en zegt: „En Hokkie mag ook wel mee.”

„Nee”, zegt Hokkie, „niet.”

„Waarom niet?” zegt mama. „Dat is juist leuk, joh!” Hokkie schudt zijn hoofd.

„Jullie krijgen ook een ijsje als toetje”, zegt Maria’s moeder. Hokkie kijkt nog bozer. IJs is altijd zo koud.

Hij heeft thuis gezien dat mama bloemkool in de pan deed. „Ik wil thuis eten”, fluistert hij in haar oor. Mama haalt haar schouders op.

Aan het einde van de middag, als Lien weer terug is, moeten Lien en Hokkie met mama naar de tandarts. Ze hoeven niet in de stoel. Ze mogen blijven staan en de tandarts kijkt eerst met een spiegeltje in hun mond. Met Hokkie is hij snel klaar. „Mooie tandjes, jongeman”, zegt de tandarts tevreden. „En nu niet te veel snoepjes gaan eten, hè?”

Als hij in Liens mondje kijkt, kijkt hij bezorgd. Een kies bovenin is helemaal verkleurd. Dat is niet zoals het hoort. Lien moet in de stoel en de tandarts peutert in de kies met een haakje. Hij zegt steeds: „Goed openhouden hoor” en „Goed zo, kleine meid, keurig.” Als hij heel lang gepeuterd heeft, zegt hij: „Er zit een groot gat in de kies, ik ben bang dat we hem eruit moeten halen. Niet nu, maar over een paar weken.”

Lien mag van de tandarts een cadeautje uitkiezen, omdat ze zo goed stil heeft gelegen. Hokkie niet, hij hoefde niet in de stoel. Hij kijkt beteuterd. „Jij krijgt straks een groot stuk komkommer”, fluistert mama in zijn oor.

Verjaardagstaart
Morgen is Hokkie jarig. Hij wil er niet over praten. Hij vindt een verjaardag niet zo leuk. Al dat gedoe met spekjes en lolly’s. En hij wil geen boodschappen doen met mama voor de verjaardags­taart. „Nee”, zegt hij, „ik ga niet mee.”
„Nou ja”, zegt mama, „dan moet ik het alleen doen. Maar vanavond maak ik toch een heel mooie taart, speciaal voor jou.”

De volgende ochtend is het zaterdag. Hokkie zit op zijn versierde stoel. Er zijn wat vriendjes op bezoek, en Maria ook. Mama schenkt koffie en limonade in. „Krijgen we ook taart?” vraagt een van de kindjes. Op Liens verjaardag was er een heel mooie prinsessentaart met wel drie verdiepingen. „Mmmnee”, zegt mama, „daar houdt Hokkie niet zo van.”

Dan komt papa binnen. Hij houdt een lange plank in zijn handen. Er zit zilverpapier overheen. Hokkie mag het eraf halen.

„Oh”, zegt iedereen. „Dat is mooi!” Het is een trein, met zeven karretjes erachter. Die zijn van kaas gemaakt. De wielen zijn allemaal plakjes komkommer. De karretjes zitten vol met allerlei dingen: rozijnen, kleine ronde worteltjes, snoeptomaatjes en druiven. Op ieder karretje staat een vlaggetje, met de naam van een kind. „Wie het eerste zijn karretje leeg heeft”, zegt mama. „En als je het niet lust, mag je met elkaar ruilen.” Het is echt feest. De kinderen zitten aan tafel en eten met rode wangen. Ze ruilen van alles met elkaar. „Weet je wat lekker is?” zegt Hokkie. „Een stukje kaas met een druif erop.” En iedereen wil het proberen.

Als het op is gaan ze met z’n allen naar de kinderboerderij. Er loopt een lieve kleine pony in de wei. „Ah, mogen we daar op rijden?” vraagt Maria aan de boer. „Nee, zegt hij, jullie zijn te zwaar voor haar. Haar rug zou doorzakken.

Hoewel… jij misschien.” Hij tilt Hokkie even op. „Ja, precies licht genoeg”, zegt hij. En daar rijdt Hokkie heel trots op de pony. De boer houdt het touw vast. „Ooh Hokkie, je lijkt wel een koning!” roept Lien.

Als ze weer thuis zijn zegt mama: „En nu heb ik nog een echte slagroomtaart in de koelkast. Wie wil er een stuk?”

„Ik mam”, zegt Hokkie opeens. „Ik wil taart.”

„Mag…” begint mama, maar dan kijkt ze ineens heel verbaasd. „Jij lust toch geen taart”, zegt ze. „Jawel hoor”, zegt Hokkie, „ik ben vier en dan ben je groot.” Dan klapt mama in haar handen. „Hoera voor Hokkie!” roept ze. En alle kinderen klappen mee.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer