Wiens brood men eet....
Wiens brood men eet, wiens woord men spreekt. Dit oude gezegde is vandaag de dag weer verrassend actueel in de internationale politiek. Het duikt op in de agenda’s van tal van wereldleiders omdat hun landen financieel, economisch en diplomatiek dusdanig aan elkaar zijn gekoppeld dat iedere mogelijke verstoring van die relaties vermeden moet worden.
Neem het gisteren genomen besluit van de Amerikaanse president Obama om de hoogste geestelijke leider van Tibet, de dalai lama, niet te ontvangen tijdens diens aanstaande bezoek aan de Verenigde Staten. Obama wil China op die manier niet onnodig voor het hoofd stoten, zei hij. In een later stadium zal de president de dalai lama wel ontvangen.Op het eerste gezicht een wijs besluit. De machtigen der aarde moeten de wereldvrede niet opofferen aan de oplossing of zelfs maar de agendering van een of ander regionaal geschil. In dit verband is het privébezoek in 1995 van Lee Teng Hui, staatshoofd van die andere hete aardappel in de Chinese keel, Taiwan, van belang. Lee, toch al berucht om zijn ongekuiste onafhankelijkheidsaanspraken voor Taiwan, zette met zijn bezoek aan de VS de relatie tussen Washington en Peking nog verder op scherp.
Maar de dalai lama is geen notoire separatist, zoals Peking wil doen geloven. De in ballingschap levende Tibetaan legt zich neer bij de status van Tibet als regio binnen de Chinese staat. Wel hamert hij op het naleven van mensenrechten en op het recht van de Tibetanen om een eigen identiteit te mogen hebben.
Hier luistert het dus nauw, want fundamentele zaken als mensenrechten, vrijheid van meningsuiting en behoud van de eigen identiteit zijn geen mineure zaken waarvan de behartiging wel even kan wachten. En voordat ze het zelf in de gaten hebben, begeven de machtigen der aarde zich ook op deze terreinen op een hellend vlak, juist omdat ze met China als tegenspeler van doen hebben. Deze grootmacht in opkomst heeft immers tal van troeven in handen waarmee het zijn wil aan de internationale gemeenschap kan opleggen. Zo speelt het een rol bij het op de knieën krijgen van Iran, bij het in het gareel brengen van Noord-Korea, bij het halen van klimaatdoelstellingen, en niet te vergeten vanwege zijn grote rol als geldschieter van de wereld.
Daarbij komt dat China inmiddels de magie van ‘soft power’ heeft ontdekt, waarbij niet zozeer raketten, als wel in achterkamertjes gesloten contracten de weg banen voor de Chinese invloed. En waarbij slechts één gulden regel geldt: in ruil voor investeringen geen bemoeienis met andermans interne zaken.
Juist daarom vraagt deze tijd om moreel leiderschap. Mensenrechten –en daar hoort nadrukkelijk ook de vrijheid voor christelijke huisgemeenten in China bij– verdienen immers meer dan wat diplomatiek gesoebat met deze broodheer van formaat; ze vragen ronduit om leiderschap, of liever: om internationaal staatsmanschap.
Laten we bidden dat Obama in een later stadium wel zijn rug recht houdt. En dat hij beseft dat buigen op korte termijn de vrede dient, maar dat er op lange termijn een wereldwijde beschaving mee verloren gaat.