Geen peer, geen sfeer
Europa is het eens geworden. Helemaal eens. Daar zit, om het zo maar te zeggen, geen licht meer tussen. De gloeilamp moet uit. Eruit. Weg ermee. Na honderdvijftig jaren trouwe dienst valt het doek over de lamp. De gloeilamp is niet meer van deze tijd en kan –in de taal der politici– worden uitgefaseerd. Daarmee wordt bedoeld dat eerst de heldere gloeilampen van 100 watt moeten verdwijnen, daarna zijn de andere lampen aan de beurt. Ook matte gloeilampen en halogeenlampen die veel energie verbruiken, worden geleidelijk afgeschaft. De gehele operatie, die 1 september begon, moet in 2012 zijn geklaard.
De spaarlampen en ledlampen die veel langer meegaan, zullen het peertje gaan vervangen. Niet dat het gebruik van de gloeilampen wordt verboden; ze mogen niet meer gefabriceerd worden. Elke lamp die kapotgaat, kan dus niet meer worden vervangen en langzaam dooft het licht van de gloeilamp. Sterfhuisconstructie, zeggen ze in de zakenwereld.Het is hoognodig, zei Europa, want het is verkwisting van energie. Het is hoog tijd, menen milieuactivisten, want de gloeilamp stoot CO2 uit. Hoogst noodzakelijk, vond Philips, want dat bedrijf investeerde miljarden in de ontwikkeling van ledverlichting. Onder druk van de lobby gleed de gloeilamp weg in imagoverlies.
Overdreven gezeur natuurlijk, als je bedenkt dat de gloeilampen in de Nederlands huishoudens slechts 0,3 procent van het energieverbruik uitmaken. En natuurlijk, 90 procent van de energie die het lampje afgeeft is warmte, 10 procent slechts is licht. Maar die warmte is toch ook niet weg? Nu moeten we de kachel hoger opstoken, dat kost nagenoeg evenveel. Bovendien kost de productie van spaarlampen veel meer energie en worden er bovendien zware metalen in verwerkt. Valt een gloeilamp kapot, dan veeg je de resten met stoffer op blik. Breekt er een spaarlamp, dan ren je eerst naar het raam om te luchten.
Het is waar dat teleurstelling over het afschaffen van de gloeilamp licht kan leiden tot cynisme. Dat gevoelens van nostalgie je de werkelijkheid uit het oog doen verliezen. Maar de werkelijke werkelijkheid is dat met het badwater het kind, met de gloeilamp de sfeer wordt weggespoeld. De stemming, de sfeer in huis wordt immers in hoge mate bepaald door het licht, en zeker door het behaaglijk warme licht van de gloeilamp. Bij geen enkel ander kunstlicht komen de kleuren van de huid, de kleuren van kleren en van eten zo natuurgetrouw uit. Hoogstens bij de kaars, de gaslamp of de olielamp, maar dat licht kennen we slechts van oude foto’s of schilderijen.
Hoe kan het ooit nog; met je knieën opgetrokken op de bank, een mok thee naast je, een goed boek in je hand en boven je het scherpe, ontluisterend witte licht van halogeen. Of een ledlamp gericht op een schilderij. Op het doosje stond duidelijk dat het warm wit moest uitstralen, maar het ene straalde groen als een appel, het andere geel als saffraan. Het echte warme wit moet nog worden uitgevonden.
De eerste maand zit erop. Gelukkig hoefde er nog geen gloeilamp te worden vervangen, wel de spaarlamp bij de schuur. Die verbrak z’n belofte van 6000 branduren al na drie weken. Nog zo’n misser en het beoogde voordeel is alweer tenietgedaan. Trouwens, nog geen enkele spaarlamp heeft bij mij thuis zijn beloofde levensduur van zo’n acht tot tien jaar bewezen.
Toch zullen de beloofde bezuinigingen zeker worden behaald. Niet omdat de lampen zo veel energie zullen besparen of hun levensduur zo groot is. Wel omdat de meeste mensen bij het nieuwe licht besluiten om maar wat vroeger naar bed te gaan.
Aad van Toor
Reageren aan scribent?beeldenstorm@refdag.nl.