Pandjesbaas
Tenenkrommend, dat was het, die toespraak van de ”sectordirecteur” bij het feest ter ere van het 40-jarig dienstverband van een medewerkster van onze afdeling.
Hij vond het weliswaar een „olympische prestatie”, maar hij tekende er –in bijzijn van de jubilaris en alle gasten– bij aan dat het toch wel een tikje vreemd was om zo lang bij één baas te werken. In zijn woorden klonk door dat hij eigenlijk vindt dat zoiets niet meer van deze tijd is en eigenlijk ook niet zo goed is. Kortom, een toespraak die je liever niet had willen horen.Een ander, minstens zo tenenkrommend element was dat hij steeds zei dat de jubilaris zo lang „in dit pand gewerkt had.” Feitelijk gezien waren deze woorden onjuist, want het huidige pand bestaat amper tien jaar. Afgezien van deze feitelijke onjuistheid is deze woordkeus op zijn minst opvallend. Het leek erop dat hij het woord ziekenhuis, al dan niet voorzien van voorvoegsels zoals academisch of universitair, angstvallig vermeed. Alsof medewerkers hun levenswerk verbinden aan een hoop stenen.
Schaamt de sectordirecteur zich ervoor dat hij in een ziekenhuis werkt en dan ook nog met mensen die er al zo lang werken? Of was het een ongelukkige verspreking? Laten we het daar maar op houden.
Toch is een dergelijke woordkeuze verdacht. Het zou een indicatie kunnen zijn over hoe de sectordirecteur zelf over zijn functie denkt. Het zou kunnen zijn dat hij niet zozeer betrokken is bij het ziekenhuis als plaats waar patiënten behandeld en verpleegd worden, maar dat hij zijn baan ziet als een schakel in een bepaald carrièreverloop, dat dan toevallig binnen de muren van een ziekenhuis plaatsvindt. In dat geval heeft het woord pandjesbaas een extra betekenis gekregen.
Zoals het woord aangeeft is een sectordirecteur iemand die een bepaalde sector onder zijn verantwoordelijkheid heeft. Hij maakt dus deel uit van een tussenlaag van bestuurders en managers. Helaas gebiedt de eerlijkheid te zeggen dat deze tussenlaag vaak weinig besef heeft van de gang van zaken met betrekking tot patiëntenzorg. Toch wordt van hen verwacht dat zij in de organisatie gegevens verzamelen en ordenen en op basis daarvan de aanzet geven tot nieuw beleid.
Het gevolg is dat zij hun eigen wereld creëren. Regelmatig wordt het team door dit soort mensen geconfronteerd met gegevens over de afdeling die elke relatie met de werkelijkheid missen. Zo worden rekenmodellen bedacht om de productie van vergelijkbare afdelingen van verschillende universitaire ziekenhuizen met elkaar te vergelijken. Deze rekenmodellen bevatten zo veel aannames dat achteraf geen enkele uitkomst iets te betekenen heeft. Vervolgens moet ons afdelingshoofd getergd naar de raad van bestuur, het opperbevel van een ziekenhuis, om een en ander uit te leggen en te weerleggen, waarna het rapport weer wordt ingetrokken.
Blijkbaar is het mogelijk om je onledig te houden te midden van zelfbedachte werkelijkheden, zonder bijdrage aan het proces waar het in een ziekenhuis werkelijk om draait, namelijk patiëntenzorg. Geen wonder dat de betrokkenheid bij het ziekenhuis gereduceerd wordt tot een hoop stenen. Als je het in een ander „pand” beter kunt krijgen vertrek je gewoon. Geen wonder dat je een 40-jarig dienstverband eigenlijk te lang vindt.
Over de inhoud van het primaire proces hoef je je nauwelijks te bekommeren, want je bent gewend je eigen werkelijkheden te bedenken en die op de uitvoerders van het primaire proces te projecteren. Als dit leidt tot inefficiency van de organisatie worden er extra managers aangesteld en wordt op uitvoerders van het primaire proces bezuinigd. Zo bezien vormt het middenmanagement een zichzelf in stand houdende laag die zich gedraagt als een uitdijend heelal, maar die niet bijdraagt aan de patiëntenzorg.
In tijden van bezuiniging zou ik ervoor willen pleiten het middenmanagement uit te dunnen. Re-integratie noemen ze dat zelf waarschijnlijk, maar dan naar de echte werkelijkheid.
De auteur is arts in het Universitair Medisch Centrum Groningen. Reageren aan scribent? gedachtegoed@refdag.nl.