Heart Cry gevaar voor geloofsbeleving
Heart Cry is eerder een gevaar voor de geloofsbeleving dan een zegen voor de kerk, stelt Jelle Kommerie in reactie op Marten Visser (RD van gisteren). De stichting lijkt bewust buiten de kerk te opereren en verspreidt opvattingen die rieken naar antinomianisme.
Volgens Marten Visser is Heart Cry een zegen voor de kerken in Nederland. Dat deze stichting buiten de muren van de gereformeerde theologie kijkt, moet gezien worden als een uitdaging en niet zozeer als een bedreiging. Hier dienen toch minimaal twee kritische noten te worden geplaatst.Vooropgesteld moet zijn dat het bestaan van de stichting Heart Cry een aanklacht is tegen de kerken in Nederland. Het leven van veel kerkgangers komt niet overeen met de leer die van de kansel wordt verkondigd. Het geestelijk klimaat lijkt hierdoor steeds meer te verkillen. De wervende kracht die het levend geloof van christenen zou moeten hebben, verdwijnt hierdoor geheel. Maar de vraag kan dan worden gesteld of dit te wijten is aan de leer die in de kerken verkondigd wordt of aan het verdorven hart dat de mens bezit.
Voor de boodschap die Heart Cry verkondigt, beroept ze zich voornamelijk op opwekkingstheologen. Deze theologen volgen niet altijd het gereformeerde spoor, maar zijn wel tot rijke zegen geweest voor de kerken. Het grote verschil dat hierbij naar boven komt, is dat deze opwekkingstheologen altijd binnen de bestaande kerken functioneerden.
Zelfstandig
Heart Cry daarentegen organiseert conferenties buiten de kerk om en belegt dan op zondag lezingen. Deelnemers aan deze conferentie wordt wel de mogelijkheid geboden om naar een kerk in de omgeving te gaan. De lezingen suggereren dat Heart Cry zelfstandig diensten belegt. De vraag rijst dan of de stichting wel werkelijk voor een opwekking is binnen de kerken of dat zij juist een zelfstandige geloofsgemeenschap wil gaan beginnen.
Begin deze week ontving ik via de mail een nieuwsbrief van Heart Cry. In deze mail –die eens in de zoveel tijd wordt rondgestuurd– was een stuk opgenomen over de functie van de wet. In de vorige nieuwsbrief was de auteur, Ger de Koning, ingegaan op de vraag aan wie de wet was gegeven en nu ging hij verder met de periode waarin de wet geldig was.
De wet was gegeven aan één volk. Hij had daardoor ook alleen geldigheid voor dat ene volk. Naar aanleiding van Galaten 3:23-25 betoogde De Koning nu dat deze wet alleen zijn geldigheid had totdat Christus op deze wereld is gekomen. Hij zegt: „Dat de wet een tuchtmeester tot Christus is, betekent niet dat de wet de weg naar Christus wijst, maar betekent een periode in de heilsgeschiedenis waarin God door middel van de wet het leven van Zijn volk Israël regelde en die met de komst van Christus is geëindigd.” De wet heeft dus afgedaan voor de nieuwtestamentische kerk, want „nu is het geloof gekomen.”
Deze gedachten kunnen gezien worden als een stap buiten de gereformeerde theologie. We zouden het kunnen beschouwen als een nieuw inzicht dat voor de gereformeerde theologie vruchtbaar kan zijn. Maar dat is alleen mogelijk wanneer deze inzichten overeenkomen met de Bijbel zelf. En dat kan van deze gedachten onmogelijk worden gezegd.
Geldigheid
Het gedachtegoed van de stichting Heart Cry riekt naar antinomianisme in de meest strikte zin van het woord. De wet heeft geen functie meer in onze huidige maatschappij en al helemaal niet voor een christen. Het geloof is de vervanging van de wet geworden. Deze gedachten gaan lijnrecht in tegen de Bijbel, waar Christus van Zichzelf getuigt dat Hij niet is gekomen om de wet te ontbinden, maar om die te vervullen (Mattheüs 5:17). De geldigheid van de wet blijft daarmee voor alle tijden overeind.
Ik ontken niet dat de Heere kan werken door de lezingen die de stichting Heart Cry organiseert. Toch laten de twee hierboven genoemde kritische noten mijns inziens wel zien dat deze stichting niet direct als een zegen kan worden gezien voor de kerken in Nederland. Eerder is zij een gevaar voor de geloofsbeleving. Dat moeten we niet uit het oog verliezen.
De auteur studeert theologie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam en aan de Theologische Universiteit te Apeldoorn.