Boerka en uitkering
Veel Haagse politici hebben de mond vol van de rechten van minderheden in de Nederlandse samenleving. Maar als puntje bij paaltje komt, ontstaan er soms verrassende standpunten. Dat bleek gisteren, toen opnieuw de discussie oplaaide over de boerka.
Aanleiding daarvoor was een interview in Trouw, waarin de Amsterdamse burgemeester Cohen en passant zijn mening gaf over de rol van religie in de samenleving. Helemaal aan het eind van het gesprek, legde hij een relatie tussen de gezichtsbedekking en een uitkering: „Ik ben het ermee eens dat als je geen werk kunt vinden door die boerka, dat je dan ook niet langs moet komen om een uitkering aan te vragen.” Trouw zette die uitspraak in de kop van het artikel en daarmee was het volgende Haagse windei gelegd.Want waar gaat het nu precies over? In Nederland zijn er 100, misschien 200 vrouwen die een boerka dragen. Een deel van hen komt nauwelijks op straat. De kans dat er een boerkadraagster bij de bushalte staat, is minimaal. Er lopen heel wat meer Plasterkhoeden, keppeltjes en tulbanden rond.
Van die dames met boerka geldt bovendien dat de meesten leven van het inkomen van hun echtgenoot. Slechts een klein deel verschijnt bij het loket van de sociale dienst. En daar weer een klein deel van heeft ooit een baan misgelopen vanwege haar kleding. Er is zegge en schrijve één geval bekend van een vrouw die geen uitkering krijgt omdat ze vanwege haar boerka bij twee sollicitaties afgewezen werd.
Dat de uitspraak van Cohen desondanks meteen brede politieke steun krijgt, is daarom Holland op z’n smalst. Natuurlijk zijn er goede redenen voor de overheid om grenzen te stellen aan de boerka, bijvoorbeeld door te bepalen dat een politieagente of een docente geen boerka mag dragen. Dat heeft alles te maken met het gezichtsbedekkende van de sluier.
Maar daar staat tegenover dat zo’n sluier een religieuze uiting is en dat een verbod daarop in strijd is met de vrijheid van godsdienst. Weigeren van een uitkering omdat iemand daarmee zijn kansen voor de arbeidsmarkt verkleint, kan dus niet zomaar, zo heeft de rechter in 2006 bepaald: eerst moet blijken dat de sociale dienst alle mogelijkheden heeft benut om werk te vinden waarbij ze haar boerka kan aanhouden.
Een eventuele stop op bijstand voor boerkadraagsters betekent bovendien dat er dan waarschijnlijk één lijn getrokken wordt bij andere religieuze uitingen. Geldt dan hetzelfde voor een man met een keppeltje of een vrouw met een rok, aan wie om die reden werk geweigerd wordt? En als het gaat om kans-loos zijn voor de arbeidsmarkt, dan geldt dat ook voor een hanenkam of voor iemand met veertien pier-cings.
De reacties uit het Haagse hebben helaas veel weg van symboolpolitiek. Dat lijkt steeds vaker het geval, juist op het snijvlak van kerk en staat. En de uitkomst van die discussies valt vaak uit in het nadeel van degenen die een religie aanhangen. Dat is schrijnend, zoals een Amerikaanse krant eens opmerkte: In Nederland mag alles, behalve een sluier.