Elke dag drie jointjes
Ze vormen de kwetsbaarste groep patiënten. Op de afdeling Verslaving en Psychose van de Jellinekkliniek zijn mensen met een dubbele diagnose opgenomen. Zorgverleners zoeken aansluiting bij hun wensen en zijn blij als ze kleine stapjes vooruit zien. „Af en toe denk ik: Zal ik maar helemaal met drinken stoppen?”
Een gebouwencomplex in de Amsterdamse wijk Sloten biedt plaats aan diverse afdelingen van de Jellinekkliniek. Op deze maandagmiddag slenteren verscheidene patiënten door de binnentuin. Anderen zitten of hangen op een bankje. Een bordje verzoekt de „laatste peukengooiers” gebruik te maken van de asbak. Een stok met een ballon markeert een molshoop. „Niet stampen in verband met hoofdpijn van de mol”, staat erbij.Op een van de etages in de omringende gebouwen is de afdeling Verslaving en Psychose (V&P) ondergebracht, die plaatsbiedt aan negentien patiënten. In de woonkamer is een van hen onrustig op zoek naar haar behandelplan. Twee mannen roken op het balkon –achter een ijzeren traliewerk– een sigaret. Even voor twee uur nodigt gz-psycholoog Sanne Bakker de cliënten uit voor de Denktank. Tijdens deze wekelijkse groepssessie denken ze na over het gebruik van verslavende middelen en de gevolgen daarvan.
Drie mannen en twee vrouwen zoeken een plaats in het therapiezaaltje. Op tafel staan een bus met viltstiften en een brandende kaars. In de hoek springt een kast in het oog die is gevuld met tweedehandskleding. Cliënten die tien onderdelen van het zorgprogramma hebben gevolgd, mogen hier tegen inlevering van hun volle strippenkaart vijf kledingstukken uitzoeken. „Een beloning voor hun harde werken tijdens de therapie.”
Groen en rood
Psycholoog Bakker, die wordt geassisteerd door een groepswerker, geeft de deelnemers een groot vel papier. Ze vraagt hun op te schrijven welke middelen ze gebruiken of hebben gebruikt. „Als het er heel veel zijn, noteer dan alleen de top vijf. Omcirkel met groen welke je oké vindt en met rood welke je niet oké vindt.”
Terwijl de een peinzend naar zijn lege vel tuurt, noteert een ander vlot een paar punten. Intussen schuifelt Irene, een cliënt met een Duits accent, het zaaltje uit. „Eerst een paar trekjes nicotine. Anders gaat het niet.”
Marcel heeft zijn opsomming snel klaar: alcohol, speed, cocaïne, tabak en koffie. Hij geeft er spontaan een toelichting bij. „Twee jaar geleden heb ik voor het laatst coke en speed gebruikt, maar met alcohol heb ik een probleem. Ik ben weer begonnen overdag te drinken. Dat kan gewoon niet, dan wordt het een puinhoop.”
Bakker haakt daarop in. „Je noemt nu een gevolg van alcoholgebruik. Schrijf bij drie middelen op wat de gevolgen zijn: positief en negatief.” „Alcohol maakt me vrolijk en helpt me om snel te denken”, reageert Marcel. „Maar als ik te veel drink, krijg ik last van stemmen.”
Luisa, een excentriek geklede vrouw die met grote letters haar vel vol schrijft, kijkt op. „Ik begrijp niet wat stemmen zijn, kun je me dat uitleggen?” Marcel: „Ze praten door m’n mond. Gisteren had ik ook weer geratel in m’n hoofd. Echt heel eng.” „Daar begrijp ik helemaal niks van. Dan ben je echt hartstikke gek”, zegt Luisa.
Kwetsbare groep
De afdeling Verslaving en Psychose richt zich volgens Bakker op „de meest kwetsbare groep patiënten.” De negentien plaatsen worden voor 80 procent bezet door mensen die met een rechterlijke machtiging zijn opgenomen omdat ze een gevaar vormen voor zichzelf of hun omgeving. Het merendeel is verslaafd aan cocaïne en cannabis, gevolgd door zaken als alcohol, heroïne, speed en kalmeringsmiddelen.
Behalve met een verslaving kampen de patiënten met psychiatrische ziekten als schizofrenie of manische depressiviteit. In veel gevallen is er ook nog eens sprake van persoonlijkheidsproblematiek. Een deel van de mensen is zwakbegaafd. Een zogenaamd ACT-team probeert de vaak lastig bereikbare groep met een dubbele diagnose in beeld te houden. Onder anderen artsen, psychiaters, maatschappelijk werkers en woonbegeleiders werken nauw samen om ervoor te zorgen dat de patiënten de hulp krijgen die ze nodig hebben.
De gemiddelde verblijfsduur op de afdeling V&P is acht weken. In die periode nemen de cliënten deel aan onder meer sport- en bewegingsoefeningen, creatieve therapie en gespreksgroepen. Ook kunnen ze aan de slag in een tuinproject of op een zorgboerderij.
De hulpverleners sluiten zo veel mogelijk aan bij de wensen van de patiënt, zegt Bakker. „Wat we kunnen bereiken is vaak maar heel beperkt. Als iemand een klein stapje vooruit zet, zijn we blij. Sommigen zijn vanwege hun problematiek niet goed in staat van onze zorgprogramma’s te profiteren.”
Het stoppen met alcohol- of drugsgebruik is geen voorwaarde voor opname. Bakker: „De vicieuze cirkel waarin mensen zitten, proberen we te doorbreken. We komen met iedere cliënt een doel overeen, bijvoorbeeld minder gebruiken. Als iemand niet wil stoppen, maken we afspraken over gecontroleerd gebruik, buiten de kliniek. Soms is het beperken van de schade van een verslaving bij onze doelgroep het maximaal haalbare.”
Afhankelijk van de ontwikkelingen die mensen tijdens een opname doormaken krijgen ze gaandeweg meer vrijheden, bijvoorbeeld om buiten de kliniek te komen. Het streven is dat ze uiteindelijk weer ergens een woonplek vinden, veelal onder begeleiding. Meer dan eens komt een cliënt na verloop van tijd weer een periode terug in de Jellinekkliniek.
Tweestrijd
De Denktank –een vorm van cognitieve gedragstherapie– is een van de middelen om mensen over hun verslaving te laten nadenken. Op een vel papier geven ze met groene en rode kleuren aan welke effecten van hun gebruik ze op korte en lange termijn als prettig en onprettig ervaren. Aan de hand van hun keuzes maakt Bakker hen ervan bewust dat het positieve effect vaak maar kort duurt, terwijl de negatieve gevolgen langer doorwerken.
Als de therapie na drie kwartier ten einde loopt, zegt de psycholoog tegen Jack, die de sessie grotendeels zwijgend heeft gevolgd: „Het valt me op dat je cannabis en coke groen hebt gemaakt. Kun je er iets over zeggen waarom je die middelen oké vindt?” Jacks antwoord is kort: „Ik vind het gewoon lekker.” „Dus je bent nog in tweestrijd”, concludeert Bakker.
Luisa herhaalt een paar keer dat ze onder meer ruim 40 jaar speed en 24 jaar heroïne heeft gebruikt. Op dit moment weet ze zich naar eigen zeggen te beperken. „Mijn man en ik nemen samen elke dag drie jointjes, weet je. Dus ik rook drie keer een half jointje. Ik moest een poosje weg van huis omdat het me te veel werd met mijn manische depressiviteit. Maar morgen ga ik weer terug naar mijn man. Hij is mijn gabber en mijn vriend.”
Marcel, die een halfjaar geleden met een psychose in de Jellinekkliniek werd opgenomen, heeft speed en cocaïne rood omcirkeld. Alcohol gaf hij een groene kleur. „Harddrugs moet ik gewoon niet meer gebruiken. Maar alcohol vind ik lekker, dat is het probleem. Af en toe denk ik: Zal ik maar helemaal met drinken stoppen, maar ik weet niet of me dat lukt.”
De namen van de meeste patiënten zijn gefingeerd.
Op zoek naar hoop
Geestelijke verzorging had lange tijd geen plek in de Jellinekkliniek. Door een fusie met Mentrum Geestelijke Gezondheidszorg in 2007 kwam daarin verandering.
Selma de Vries is hoofd van de afdeling geestelijke verzorging van de koepelorganisatie Arkin. Voorheen werkte ze bij Mentrum, nu is ze ook aan de Jellinek verbonden. Ze vindt het een positief gevolg van de fusie dat de mensen met verslavingsproblematiek in deze instelling nu ook bij een geestelijk verzorger terechtkunnen.
„De meeste mensen die hier zijn opgenomen, hebben trauma’s opgelopen en vaak ook dingen gedaan die ze niet hadden gewild. Als je hier zit, in de crisis van het leven, komen allerlei levensvragen krachtig omhoog. Over vergeving, herstel van gebroken relaties, vertrouwen.”
In zingevingsgroepen spreken De Vries en haar collega’s, onder wie ook imams en humanistisch raadslieden, over deze thema’s met cliënten door. Het valt de geestelijk verzorger op dat verslaafden in die gesprekken veel bij elkaar herkennen, van elkaar leren en elkaar onderling troosten. „Ik vind het bewonderenswaardig om te zien hoe mensen het soms volhouden in situaties die bijna uitzichtloos zijn, hoe ze de moed hebben om na vele teleurstellingen toch weer een nieuw begin te maken.”
Haar eigen protestants-christelijke levensovertuiging brengt De Vries in de groepen niet nadrukkelijk naar voren. „Het gaat om het verhaal van de cliënten. Ik wil niet dat mensen afhaken vanwege mijn visie op zaken.” Als ze erom vragen, vooral in persoonlijke gesprekken, leest ze wel met hen uit de Bijbel en bidt ze eventueel met hen. „Ik heb ook een stapel leen-Bijbels liggen. Daarvan wordt regelmatig gebruikgemaakt.”
Cliënten met een christelijke achtergrond verwijzen nogal eens naar teksten uit Job of de Psalmen, is De Vries’ ervaring. Zelf vindt ze voor haar werk inspiratie in de geschiedenis van Jezus Die over het meer loopt, terwijl de discipelen zich in een hevige storm bevinden. „Hij kan alle krachten in ons leven, waarvan we denken dat we erdoor worden verzwolgen, de baas. Ik hoop dat mensen tijdens onze gesprekken daarvan iets mogen ervaren.”
Altijd alert blijven
Al ruim dertig jaar heeft Kees Keuch (58) een band met de Jellinekkliniek. Vanaf 1978 was hij er meer dan eens opgenomen vanwege problematisch alcoholgebruik. „De kliniek kan je op de rails zetten, maar de rit moet je zelf maken.”
Een ambulant hulpverleningstraject bleek indertijd voor Keuch niet voldoende om met zijn alcoholverslaving te breken. „Het was moeilijk om een middel –de alcohol– op te geven dat in feite mijn beste vriend was geworden.” Daarom werd hij in 1978 opgenomen in de toenmalige Mannenkliniek van Jellinek in Amsterdam.
Na drie maanden was Keuch –in die tijd werkzaam als fotograaf op de Vrije Universiteit– afgekickt. „Ik hield het twee jaar vol om niet te drinken, maar had nog onvoldoende door dat ik mijn leven een andere draai moest geven en me tegen bepaalde risico’s moest wapenen. Op den duur probeerde ik weer sociaal te drinken, maar zo werkt dit niet. Als mijn lichaam alcohol proeft, wil het gelijk meer hebben.”
In 1982 volgde een twee opname, waarna Keuch bijna tien jaar lang abstinent was. Totdat hij slaagde voor een mediaopleiding. „Dat moest worden gevierd. Ik zei tegen de barman: Doe maar een borrel in het Spawater. Daarna ging ik al snel weer meer drinken. Lange tijd lukte het me dat gewoon te combineren met mijn werk. Maar als je ’s avonds een liter jenever op hebt, valt het niet mee de volgende ochtend weer aan de slag te gaan.”
Pas toen hij „weer helemaal op de bodem lag”, klopte hij in 1995 opnieuw bij de verslavinginstelling aan. „Ik ken het bedrijf inmiddels behoorlijk goed”, zegt hij met gevoel voor understatement.
Inmiddels benut Keuch zijn ervaring in de verslavingszorg als lid van de cliëntenraad van Arkin, met speciale aandacht voor het onderdeel Jellinek, en zit hij in de redactie van de cliëntenkrant. Hij maakt zich sterk voor ruimere mogelijkheden voor psychomotore therapie en een verbetering van de „eetbeleving” van cliënten. „Het eerste het beste schaftlokaal ziet er nog beter uit dan de eetruimtes op sommige locaties.”
Wat hemzelf betreft hoopt Keuch dat hij zijn laatste opname heeft gehad. „De kliniek biedt een poosje begeleiding, maar uiteindelijk moet je het zelf doen. Ook al sta ik nog zo lang droog, ik moet altijd alert blijven.”
Honderd jaar verslavingszorg
Dr. Gemma Blok, universitair docent Nederlandse geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam, werkt aan een boek over honderd jaar verslavingszorg. De Jellinekkliniek neemt daarbij een belangrijke plaats in. Aan de hand van vijf markeringsmomenten schetst Blok een beeld van de ontwikkelingen bij deze instelling in de afgelopen eeuw.
1909 - In september 1909 gaat in Amsterdam het Medisch Consultatiebureau voor Alcoholisme van start. De initiatiefnemers, zogenaamde drankbestrijders, beschouwen het als een plicht van de samenleving verslaafden te „redden” en stellen zich als doel dat ze geheelonthouder worden. Ze bieden ook financiële en materiële steun aan alcoholisten en hun gezinnen, veelal afkomstig uit de arbeidersklasse.
1960 - De zorg voor verslaafden wordt sterk geprofessionaliseerd. Bij de behandeling worden in toenemende mate psychiaters, psychologen en artsen betrokken. Er komt meer nadruk te liggen op het gebruik van medicatie, psychotherapie en groepstherapie. De opening van de eerste Amsterdamse kliniek voor alcoholisten in 1960 symboliseert deze professionalisering en medicalisering. Vanaf 1964 draagt deze de naam Jellinekkliniek.
1968 - De eerste poli voor drugsgebruikers opent de deuren. Het gaat vooral om gebruikers van opium en speed. Vanaf 1972 komt een heroine-epidemie op gang en komt er binnen de Jellinek ook een speciale kliniek voor drugsverslaafden. Zij worden niet langer gezien als criminelen, maar als patiënten die therapie en goede voorlichting nodig hebben.
1973 - Scheidend directeur Henk Krauweel van de Jellinekkliniek krijgt van de Universiteit van Amsterdam een eredoctoraat voor zijn verdienstelijke activiteiten op het terrein van de alcoholistenzorg. Hij werkte onder meer aan stigmabestrijding en maakte zich sterk voor een verbetering van de maatschappelijke positie van (ex-)verslaafden. Krauweel wordt opgevolgd door ex-alcoholist Dees Postma, die eerder zelf in de Jellinekkliniek werd behandeld.
1990 - Met de opening van het Intercultureel Motivatie Centrum in de Bijlmer gaat de Jellinekkliniek zich nadrukkelijker richten op zorgmijders. Voor het eerst komt er speciale zorg voor allochtone gebruikers, in eerste instantie vooral van Surinaamse en Antilliaanse afkomst. De instelling accepteert nu ook dat afkicken bij een grote groep drugsgebruikers niet haalbaar is. Zij wil hen eveneens bereiken en motiveren tot het gebruikmaken van de zorgmogelijkheden. Het accent in de verslavingszorg ligt nu meer dan voorheen op ”harm reduction”, het beperken van de sociale, psychische en lichamelijke schade die een verslaving aanricht.