Wantrouwen
Een monsterverbond. Zo zou men het optreden van PVV, SP en VVD kunnen noemen. Donderdag steunden deze fracties een door VVD-fractievoorzitter Rutte ingediende motie van wantrouwen. Een uniek moment. Normaal gesproken moeten deze drie partijen weinig van elkaar hebben. Maar in de strijd tegen hun gemeenschappelijke vijand, het kabinet-Balkenende IV, zijn het even vrienden geworden.
De kritiek van de oppositie tijdens de algemene beschouwingen was feller dan gebruikelijk. Natuurlijk hoort het bij het politieke spel om vanuit de oppositiebanken te schieten op de regeringsplannen. Dat gebeurt elk jaar. Maar dit keer was de toon harder dan ooit. Het kabinet heeft niets meer te zeggen, mist daadkracht, is uitgeregeerd, feitelijk demissionair, kan beter naar huis gaan, zo luidde het refrein.Met een zeker recht kan men zeggen dat het kabinet zelf aanleiding heeft gegeven voor de toonzetting. De regeringsplannen zijn geen voorbeeld van daadkracht. En de premier was in het debat bepaald niet helder: hij gebruikte veel woorden, maar bleef op belangrijke punten vaag.
Dat gebrek aan duidelijkheid wreekt zich juist nu. De crisis brengt grote economische en maatschappelijke onzekerheid mee. Leiderschap is meer dan ooit gewenst. De manier waarop de premier donderdag het debat voerde, straalde dat bepaald niet uit. Terwijl Balkenende wel leiderschap kán tonen. Dat bewees hij in het verleden.
Maar daarmee is nog niet gezegd dat de oppositie het gelijk aan haar kant heeft en dat de regering maar beter op kan stappen. De problemen waarvoor het kabinet staat, zijn complex. De financieel-economische crisis kent in de geschiedenis nauwelijks haar weerga. Die bestrijd je niet door het nemen van enkele ferme maatregelen. Bovendien is er de afgelopen jaren al het nodige bezuinigd. Wanneer de regering nu maatregelen neemt, zullen die diep in het vlees van maatschappij en burger snijden. Er moet goed worden nagedacht over de zaken waarin het mes wordt gezet. Dat de regering studiegroepen aan het werk zet, is dus zo gek nog niet. Dat neemt niet weg dat het kabinet wel duidelijker had kunnen aangeven waar het met Nederland heen moet. De vaagheid die nu is blijven hangen, maakt burgers nog onzekerder.
Een motie van wantouwen gaat echter ver. Veel te ver. Zo’n actie oogt stoer, maar is in deze situatie tamelijk goedkoop. Vooral omdat de oppositiepartijen zelf ook geen goed antwoord op de crisis hebben. Zij zitten eveneens met de handen in het haar. En afhankelijk van de omvang van de haardos veroorzaakt dat woelen in de kuif in meerdere of mindere mate een chaotische aanblik. Voeg daarbij dat de drie partijen die de motie steunden, PVV, SP en VVD, elk een totaal verschillende toekomstvisie hebben.
Het doel van de motie kan daarom niets anders zijn dan indruk maken op de kiezer. Dat is niet nieuw. Vondel schreef ooit: „Wantrouwen gaat altijd gearmd met eerzucht.” Wanneer de burger dat doorheeft, zal hij inzien dat het indienen en steunen van deze motie van wantrouwen de oplossing geen stap dichterbij brengt. Integendeel, het versterken de vraag of er nog enig goeds uit Den Haag valt te verwachten.