Weg van de geldgierigheid
De financiële wereld is in de greep geraakt van de geldgierigheid en dat zal door de crisis niet structureel veranderen, verwacht K. Baas. Op christenen rust echter de roeping om zich te onttrekken aan de ongelimiteerde bestedingsdrang.
Toen ik zestig jaar geleden mijn loopbaan in de bankwereld begon, werden beursgenoteerde ondernemingen permanent gevolgd door banken en beoordeeld op hun perspectieven op de lange termijn – tien jaar of meer. De centrale vraag was: is een aandeel als structurele financiering van een onderneming en als belegging op de lange termijn koopwaardig?Omstreeks de jaren tachtig raakte deze werkwijze ernstig in het gedrang als gevolg van uit Amerika overgewaaide methodes. Banken en beleggingsinstellingen beoordeelden aandelen niet langer op hun kwaliteit als financiering van een onderneming, maar op hun actuele positie in bepaalde koers- en marktpatronen. Deze positie bepaalde of een aandeel, op de korte termijn bezien, interessant was of niet.
Deze wijziging had enorme gevolgen. De beurs veranderde in een plaats waar geprobeerd wordt om aandelen tegen een relatief lage koers te kopen om deze op de kortst mogelijke termijn tegen een relatief hoge koers te verkopen. Was beleggen vroeger voorbehouden aan een select gezelschap rijke lieden, nu ging Jan en alleman in de aandelen. De beurs –met name de aandelenmarkt– verwerd tot een soort casino, waarbij het actuele koersniveau van aandelen geen verband meer heeft met de bedrijfseconomische waarde van de betreffende onderneming.
Bonussen
Voor banken was deze ontwikkeling aanleiding om voortaan op grote schaal, los van hun adviespraktijk aan cliënten, ook ”voor eigen rekening en risico” zaken te gaan doen. En dat niet alleen rechtstreeks, via aandelen en obligaties, maar ook indirect, via opties en derivaten in allerlei soorten en maten. De transparantie van de beurshandel, een zeer belangrijk gegeven, verloor daarbij zichtbaar veld.
De inkomsten uit deze eigen handel, die vroeger geheel onbetekenend waren, gingen ondertussen bij de banken een belangrijk deel van de totale resultaten uitmaken. De handelaren die met de eigen handel de grootste winsten maakten, kregen ook de hoogste bonussen uitgekeerd. Vroeger was dit bonussensysteem geheel afwezig, simpelweg omdat de inkomsten van banken slechts bestonden uit rente en provisie. Wel kregen medewerkers die zich onderscheidden op het gebied van cliëntenadvisering of anderszins af en toe een –beperkte– gratificatie toegekend.
De transformatie van de beurs heeft ertoe geleid dat het opgeklopte financiële stelsel in duigen is gevallen en slechts dankzij de boekhoudkundige truc van honderden miljarden aan virtueel geld ternauwernood aan een algehele ineenstorting is ontsnapt. Deze gigantische hoeveelheid virtueel geld zal op enig moment wel met reëel geld, met besparingen, moeten worden geconsolideerd. Dat alleen al trekt een enorme wissel op de toekomst.
Gegeven de technische ontwikkelingen zijn deze structurele veranderingen niet meer ongedaan te maken. Alleen een strikt verbod voor banken op speculatie voor eigen rekening en risico –wat praktisch gezien een illusie is– zou soelaas kunnen bieden. Op de beurs zal dus speculatie op de korte termijn in plaats van belegging op de lange termijn de boventoon blijven voeren en de bonuscultuur zal vrijwel onuitroeibaar blijken. Deuren en ramen blijven derhalve wijd openstaan voor een moreel verwerpelijke verkrijging van arbeidsloos inkomen en vermogen, voor een ongebreidelde geldgierigheid, die de Bijbel onverbloemd kwalificeert als „een wortel van alle kwaad” (1 Tim. 6:10).
Roofbouw
Deze ongebreidelde geldgierigheid leidt tot een even ongebreidelde bestedingsdrang, met als noodlottig gevolg dat wij steeds verder verwijderd raken van het eerste gebod in de Bijbel, om de hof van Eden „te bewaren en te bewerken” (Gen. 2:15). Het is toen radicaal misgegaan, doordat de mens at van de boom waarvan God had gezegd dat hij dit niet mocht doen. Het gaat nu nog sterker mis doordat de mensheid, met name in het Westen, als uitvloeisel van haar formidabel technisch kennen en kunnen, in historisch ongekende mate neemt en eet van verboden ”vruchten” en meedogenloos roofbouw pleegt op Gods schepping.
Vroeger werd de economische wetenschap wel gedefinieerd als de leer van het welvaartstekort. Dat tekort is dan een resultante van beschikbare middelen en bestaande behoeften. Het kan –individueel en collectief– verkleind worden door vergroting van de middelen of door beperking van de behoeften. Tegenwoordig ligt het accent zeer eenzijdig op middelenvergroting, terwijl behoeftenbeperking geboden is. Om uiteindelijk bij de gulden middenweg uit te kunnen komen.
Op het collectieve gedrag heeft iemand als individu ogenschijnlijk maar weinig invloed. Maar wat hij wel kan, om Christus’ wil: bij zichzelf beginnen, in woord en daad. Dat betekent weg van de ongebreidelde geldgierigheid en de ongelimiteerde bestedingsdrang richting een verantwoorde behoeftebeperking.
Met andere woorden: er zal een mentaliteitsverandering moeten plaatsgrijpen, een bekering, zowel bij de enkeling als bij het collectief van de westerse bevolking. Want, zo stelt de Bijbel andermaal: „Uw wandel zij zonder geldgierigheid; en zijt vergenoegd met het tegenwoordige” (Heb. 13:5).
De auteur is gepensioneerd bankier.