Nieuw Nederlands talent
Lisette van de Heg en Mirjam van der Vegt zijn twee nieuwe lichten aan de christelijk-literaire horizon. Ze zijn allebei jong, ze schrijven allebei over een vrouw die haar verleden moet zien te verwerken, en voor allebei geldt: vanaf zaterdag ligt hun eerste roman in de boekhandel.
Behalve overeenkomsten zijn er ook verschillen tussen beide auteurs. De een is meer journalist, de ander meer schrijver – zoals zichtbaar wordt in hun werkwijze. „Ik merk dat ik het moet hebben van ontmoetingen met mensen, van dingen die ik meegemaakt heb”, zegt Mirjam van der Vegt. Terwijl Lisette van de Heg juist het tegenovergestelde benadrukt: „Ik wil vrijheid hebben, me niet beperkt voelen door te veel historische feitjes.”Ook de romans zelf zijn, als het erop aankomt, verschillend genoeg. Van der Vegt schrijft over Hannah, een jonge makelaar, die achtervolgd wordt door herinneringen aan de verdrinking van een jong meisje, waarin zij een rol speelde. Ze gaat naar een klooster om zich te bezinnen op haar leven, vertrekt later naar Afrika om het verleden te ontvluchten, en vindt daar uiteindelijk toch de moed om wat er gebeurd is onder ogen te zien.
Maria, de hoofdpersoon van Van de Heg, is een heel ander type. Geen onafhankelijke carrièrevrouw uit de eenentwintigste eeuw, maar een vooroorlogs meisje dat op haar zestiende zwanger raakt na jarenlang misbruik. Ze komt terecht bij haar tante op de boerderij, komt daar min of meer tot rust en leert voorzichtig weer een paar mensen vertrouwen.
In beide gevallen worden grote thema’s aangesneden. ”Schaduwvlucht” stelt vragen naar de zin van het lijden, naar innerlijke rust, genade, vergeving. De problemen van de hoofdpersoon worden in de loop van het verhaal niet minder, maar ze leert er wél op een andere manier naar kijken. Datzelfde geldt voor ”Mara”, waar alles draait om de vraag of haat kan veranderen in liefde, en of in een beschadigd leven het vertrouwen in God en de mensen ooit hersteld kan worden.
Kortom, het gaat hier om twee kwalitatief goede romans, misschien niet hoog-literair, maar zeker uitstekend boven het gemiddelde christelijke verhaal. De hoofdpersonen van beide verhalen maken een geloofwaardige ontwikkeling door, en beide auteurs maken zich niet makkelijk van de grote levensvragen af.
Daarbij is Lisette van de Heg niet alleen de jongste, maar ook de beste van de twee. Tenminste, als het gaat om stijl en verhaaltechniek. Haar boek houdt de lezer ademloos geboeid dankzij een uitstekende opbouw van de spanning in het verhaal, een vlotte verwoording en een trefzekere karaktertekening – zij het dat de contrasten tussen de personages wat te zwaar zijn aangezet. Waar Mirjam van der Vegt het meest te vergelijken is met Joke Verweerd, lijkt Lisette van de Heg meer op Janne IJmker. Al doet zo’n etiket natuurlijk niet in alle opzichten recht aan het unieke karakter van deze twee romans.
N.a.v. ”Mara”, door Lisette van de Heg; uitg. Plateau, Barneveld, 2009; ISBN 978 90 5804 046 6; 262 blz.; € 17,90;”Schaduwvlucht”, door Mirjam van der Vegt; uitg. Mozaïek, Zoetermeer, 2009; ISBN: 978 90 239 9273 8; 360 blz.; € 18,90.
„Misbruik maakt me ontzettend kwaad”
Lisette van de Heg (1983) woont in Barneveld en is daar lid van de hervormde gemeente. Ze is getrouwd en heeft een dochter en een zoon. Ze volgde de pabo, werkte daarna als tandartsassistente, maar is momenteel fulltime moeder – en schrijfster. ”Mara” is haar debuutroman.
„Ik heb altijd alles gelezen wat los en vast zat. Tot ik op een gegeven moment ging denken: ik zou dat zelf ook wel willen proberen, een verhaal schrijven. Ik ben een cursus gaan volgen bij het NTI, ben lid geworden van een paar forums op internet –waar je kritiek kunt geven op elkaars verhalen– en heb een paar keer meegedaan aan een verhalenwedstrijd. Bij de spannende verhalenwedstrijd van het Nederlands Dagblad werd mijn verhaal genomineerd, en zo ben ik uiteindelijk in contact gekomen met uitgeverij Plateau.”
Heeft het veel tijd gekost, dit boek schrijven?
„Ik heb er ongeveer een jaar over gedaan. Maar ik liep al veel langer met het idee rond. Elk boek, of het nu historisch is of niet, begint met nadenken en onderzoek doen. In dit geval hebben mijn oma en mijn schoonvader me allerlei verhalen over vroeger verteld. Verder heb ik veel boeken gelezen en veel op internet uitgezocht. Ik heb een plaatsje in Zeeland gekozen, foto’s uit die tijd bekeken, familienamen uit die tijd en die streek gebruikt. Maar ik heb de plaats niet letterlijk genoemd in het boek. Ik vind dat de historische gewoontes en gebruiken moeten kloppen, maar ik wilde ook vrijheid hebben, me niet beperkt voelen door te veel historische feitjes.”
Waarom een historische roman?
„Het was niet zo dat ik een historische roman wilde schrijven, ik heb die vooroorlogse periode gekozen om het thema scherper aan te zetten. Misbruik in allerlei vormen maakt me ontzettend kwaad, al sinds ik weet dat het bestaat. Het is iets wat me raakt, waar ik iets mee heb. Het verhaal speelt in het verleden omdat iemand die ongehuwd zwanger was toen nog veel harder veroordeeld werd dan nu. Ik wilde heel scherp neerzetten dat zo iemand er helemaal alleen voorstaat en levenslang moet gaan leven met de schande. Om diezelfde reden heb ik van de wrede stiefvader een dominee gemaakt. Dat zijn allemaal keuzes om het verhaal te versterken.”
Maar tegenover de slechte dominee staat in het verhaal ook een goede dominee.
„Het is heel makkelijk om een negatief beeld van de kerk en van predikanten neer te zetten. Dat heb ik zeker niet gewild. Misbruik komt in allerlei kringen en onder alle gezindtes voor, dus een dominee is daar niet te goed voor. Juist op die manier kun je extra duidelijk laten zien hoe het godsvertrouwen bij een slachtoffer kapotgemaakt kan worden. Je hebt geen liefhebbende vader, wat heb je dan aan God als Vader? Maar tegenover de stiefvader staat in dit verhaal de jonge dominee uit het dorp, die juist heel begrijpend en niet veroordelend reageert. Dat moet de hoofdpersoon leren, dat niet alle mensen zo zijn als haar stiefvader. Niet dat ze een grote bekering meemaakt, zo ver is ze nog niet aan het eind van het verhaal, maar ze leert toch om voorzichtig weer een paar mensen te vertrouwen.”
Waarom die volgorde, eerst mensen vertrouwen en daarna pas God?
„Ik denk dat het in de praktijk vaak zo werkt: dat je eerst het vertrouwen in je medemens moet terugvinden, voordat je God weer durft vertrouwen. Ik houd er niet van als een verhaal heel makkelijk afloopt, als alle problemen ineens opgelost zijn: de hoofdpersonen vallen elkaar in de armen en alles is goed. De dader vernietigt niet alleen de jeugd van de hoofdpersoon, maar ook haar toekomst. Wat ik wilde, is een weg voor haar openleggen, uitzicht bieden, laten zien dat ze ergens naartoe kan.”
In hoeverre speelt het christelijke geloof een rol bij de ontwikkeling van de hoofdpersoon?
„Ik vind het belangrijk om iets van mijn christen-zijn in dit boek te leggen. Maar ik wilde niet gaan preken, want dan ben je als schrijver alleen maar je ideaalplaatje aan het neerleggen. Daarom valt er in dit verhaal nergens letterlijk te lezen: met God kom je er wel. In plaats daarvan is er een tante Bé in het verhaal, die iets laat zien van het echte christendom. De rol van een christen is niet alleen preken, maar vooral: er zijn, en naar iemand luisteren. Juist daardoor komt de hoofdpersoon langzaam tot de ontdekking dat de God van de dominee een andere is dan de God van tante Bé. Dat biedt perspectief.”
„Echt geluk ligt niet in materie”
Mirjam van der Vegt (1977) werkt als redacteur bij EO-Visie, is getrouwd en heeft twee dochters. Ze woont in Utrecht en is daar lid van een baptistengemeente. Deze week verschijnt haar eerste roman ”Schaduwvlucht”.
„Van jongs af heb ik ervan gedroomd om schrijver te worden. Ik dacht: als ik zestig ben, wil ik toch ten minste een roman geschreven hebben. Maar toen ik zwanger was van onze oudste dochter, dacht ik: waarom begin ik nu niet gewoon? Ik heb toen een verhaal geschreven en opgestuurd naar uitgeverij Mozaïek. Van dat verhaal is niets overgebleven, terecht. Maar nu, vier jaar later, ligt er wél dit boek.”
Dat klinkt als een worsteling.
„Het schrijven is niet vanzelf gegaan, maar als ik vastzat of een black-out had, ging ik bidden. Bijvoorbeeld toen een van de personages, een jonge monnik, maar niet tot leven wilde komen. Ik dacht: Dit lukt gewoon niet, ik móét iemand ontmoeten om geïnspireerd te worden. Diezelfde dag moest ik iemand interviewen voor een artikel over jeugdhulpverlening. Hij vertelde mij toen dat hij ooit een tijdje in een klooster had gezeten, maar niet mocht intreden van de abt. Dat was precies wat ik nodig had, dat heb ik als een gebedsverhoring ervaren.”
Inspiratie komt dus van buitenaf.
„Ik merk dat ik het moet hebben van ontmoetingen met mensen, van dingen die ik meegemaakt heb. Maar dingen die echt gebeurd zijn hoeven niet geloofwaardig te zijn in een boek. Daarom wordt het verhaal uiteindelijk toch heel anders dan de werkelijkheid.”
”Schaduwvlucht” gaat over de zoektocht van de hoofdpersoon naar rust. Vanwaar dat thema?
„Ik ben van mezelf niet zo rustig. Ik wil alles doen, vind alles leuk: een baan, een gezin, werk in de kerk en in de wijk – wij zijn namens onze gemeente uitgezonden in de wijk Kanaleneiland en hebben veel contacten met moslims. Dan is het heel goed om af en toe stil te worden, om los te zijn van alles en alleen maar bezig te zijn met God. Vandaar dat de hoofdpersoon van dit verhaal tijdelijk in een klooster terechtkomt.”
Waarom in een klooster?
„Ik heb zelf ook een paar keer een week in een klooster doorgebracht, en voor mij was dat heel goed. Maar het gaat me niet om het klooster op zichzelf, dat is alleen de entourage. Die echte stilte, het weten dat Gods genade jou genoeg is – daar hoef je niet voor naar een klooster te gaan. Die ervaring kun je overal hebben, ook tijdens je dagelijkse stille tijd. Maar het is wél belangrijk dat je er tijd voor maakt. Een klooster biedt die gelegenheid, meer dan een andere omgeving. Het mooie is dat er vaste vormen zijn, een ritueel waaraan je houvast hebt.”
Een ander deel van het verhaal speelt in Zuid-Afrika. Is ook dat op persoonlijke ervaringen gebaseerd?
„Ik ben daar acht jaar geleden een halfjaar geweest, tijdens mijn studie journalistiek. Het is een plek waar ik God als heel dichtbij heb ervaren. Ik zal onze levensstijl niet veroordelen, maar ik heb daar afgeleerd om in hokjes te denken. Als je denkt dat er in Afrika alleen maar arme, zielige mensen wonen, moet je eerst maar eens in je eigen hart kijken. In Nederland kun je net zo goed op de vlucht zijn, voor jezelf, voor wat dan ook. Echt geluk ligt niet in materie. Dat heeft te maken met vrede in je hart, je bemind weten door God.”
Aan het eind van het boek zijn niet alle problemen van de hoofdpersoon opgelost.
„Het afgelopen jaar ben ik keihard tegen allerlei dingen aangelopen. We kregen ons vorige huis niet verkocht en we zagen ons spaargeld in een bodemloze put verdwijnen. Bovendien heb ik anderhalf jaar lang veel last van RSI gehad, zo erg dat ik dacht: Ik raak arbeidsongeschikt, ik kan nooit meer schrijven.
Tijdens die periode is het slot van dit boek helemaal veranderd. Het verhaal eindigde eerst met een ontmoeting tussen de hoofdpersoon en de vrouw tegenover wie ze zich haar leven lang schuldig had gevoeld. Eind goed, al goed. Maar zo is het leven niet.
Wij hebben vaak de neiging om te denken dat het om ons gaat. Net als de jonge monnik uit het boek, die veertig dagen in een kloostercel gaat. Hij wil daar een mooie ervaring met God hebben, om een verhaal voor de buitenwereld te hebben. Maar het gaat niet om ons verhaal, het gaat om Gods verhaal. Daar vrede mee te hebben, dat is het belangrijkste.”