Onder het mom van een geintje
Titel:
”Ik loop weg op de fiets”
Auteur: Marieke Roggeveen; AVI 4
ISBN 90 266 1155 2
Pagina’s: 32
Prijs: € 6,75; Titel: ”Geintje?”
Auteur: Vrouwke Klapwijk; AVI 6
ISBN 90 266 1159 5
Pagina’s: 56
Prijs: € 6,95;
Titel: ”Boodschap uit de mist”
Auteur: Gerbrand Fenijn; AVI 9
ISBN 90 266 1154 4
Pagina’s: 60
Prijs: € 6,95.
Alledrie van uitgeverij Callenbach, Kampen, 2002.
Dat er in een halfuur veel kan gebeuren, ervaart ieder mens op zijn tijd. Maar een boek vullen dat slechts over een halfuur vertelt, zal wat minder vaak voorkomen. Toch is dat het geval met het boek ”Ik loop weg op de fiets” van Marieke Roggeveen.
Jasper verveelt zich enorm en er is niemand in huis die met hem wil spelen. Hij besluit weg te lopen. Op de fiets. Hij komt langs de school, de patatzaak en ontmoet dan zijn vriendje. Alex wil mee, maar dat mag niet want, zegt Jasper, „Ik ben aan het weglopen.” Hij rijdt een eind achter de bus aan, langs een werkauto en komt bij een man die de auto wast. Opa heeft een lekkere koek voor Jasper. Uiteindelijk rijdt Jasper naar huis om wat spullen te halen.
Hij ruikt in de keuken dat moeder boerenkool aan het koken is. Zijn zusje vraagt hem een spelletje te spelen en Jasper zegt: „Nee, …ja.” ”Ik loop weg op de fiets” is een grappig boek. Het wordt in korte, makkelijke zinnen verteld en is voor startende lezers erg leuk.
Voor de wat gevorderde lezers is ”Geintje?” van Vrouwke Klapwijk een aanrader. De schrijfster sluit goed aan bij een tendens die binnen scholen steeds meer herkend wordt. Kinderen zeggen van alles tegen elkaar en tegen volwassenen onder het mom van een geintje. Klapwijk laat vanuit een klasgebeuren zien dat dit uit de hand kan lopen. De klas van Floor moet meedoen met een sportdag, maar Floor is bang voor balspelen. Hans plaagt hem daar enorm mee, zodat Floor er zelfs nachtmerries van krijgt. Samen met Ellen probeert hij de angst te overwinnen. Dan ontdekt hij dat Hans diefstallen pleegt. Hij gooit dat in een boze bui Hans voor de voeten. Hans valt hem op een stille plaats aan en slaat hem een hersenschudding. Als alles uitgesproken is, moeten beide jongens meedoen met de sportdag. Floor hoeft echter niet achter de bal aan, hij is coach.
Doordat de kinderen veel onder het mom van een geintje zeggen, staan er veel ’brutale’ uitspraken in. Toch is het boek in een leuke stijl geschreven. Het geeft tussen de regels een boodschap door, heeft vaart en is eigentijds. Ook de thema’s angst en vriendschap zijn goed uitgewerkt.
Een ander boek dat vanuit het perspectief van een schoolklas geschreven is, is ”Boodschap uit de mist” van Gerbrand Fenijn. Egbert krijgt met twee andere klasgenoten de opdracht een kerstverhaal te zoeken dat voorgedragen kan worden tijdens de kerstviering op school. Hij gaat op de laatste dag in de stadsbibliotheek zoeken. Intussen maken zijn broertje en zusje zijn krantenwijk af. Als deze twee ver buiten het dorp hun laatste krant afleveren, verzoekt de boerin hun een pannetje erwtensoep te brengen naar tante Riek, die verderop aan het kanaal woont.
Als de kinderen daar aankomen en de eenzame tante Riek vinden, besluiten zij na kort overleg met moeder dat de vrouw de kerstdagen wel bij hen kan doorbrengen. Tante Riek gaat mee op de slee en op de terugweg verdwalen de kinderen. Egbert is inmiddels thuisgekomen en maakt zich zorgen over het lange wegblijven van zijn broer en zus. Hij gaat op de fiets achter hen aan en vindt hen in een oude schuur. Via zijn mobiele telefoon is snel geregeld dat vader hen ophaalt.
Egbert heeft intussen nog geen kerstverhaal en ook zijn klasgenoten zijn er niet in geslaagd er een te vinden. Tijdens de kerstviering haalt meester Waalwijk Egbert naar voren om zijn verhaal van ”tante Riek” te vertellen. Meester legt dan de link met de kerstgeschiedenis door te vertellen dat God Zijn Zoon naar de aarde gezonden heeft om verloren mensen te zoeken, zoals Egbert zijn verdwaalde familie heeft gezocht.
Het boek kent onoverdachte momenten. Tante Riek gaat op de slee, terwijl vader haar op een later tijdstip makkelijk even met de auto had kunnen halen. Ze wordt afgeschilderd als een eigenaardige vrouw, maar de kinderen zijn toch niet te bang om bij haar naar binnen te gaan. De ouders van Egbert bewegen zich erg op de achtergrond. Egbert maakt zich zorgen, terwijl vader het afdoet met een: „Ze komen zo wel.” De schrijver schrijft te makkelijk en te snel om een goede spanning op te bouwen. Ook de tijd is moeilijk in te delen. Soms doet het wat Van-de-Hulst-achtig aan; bitterkoud, een slee in de sneeuwstorm, warme snert en dergelijke, terwijl er aan de andere kant een gsm gebruikt wordt.
Voor een achtjarige zijn het populaire taalgebruik en de belevingswereld van Egberts klas niet altijd even begrijpelijk.