Voor de buitenwereld is Wolter een gevierd predikant
De titel ”Leer me je liefhebben” schept verwachtingen. Je rekent op een vorm van communicatie waardoor de ene partner de ander helpt om lief te hebben. Wat blijkt? Predikantsvrouw Jo Smit-Liese doet wanhopige pogingen om met haar man in gesprek te komen. Als spreken niet lukt, klimt ze in de pen. Het is een eenzijdige actie.
Van de enkele krabbels die Jo Smit-Liese terugkrijgt van haar man valt niets te leren. In ieder geval niet hoe je moet liefhebben. Eerder kan worden geconcludeerd dat beide echtelieden in verschillende werelden leefden waartussen weinig tot geen verbinding was. Door deze allesbepalende werkelijkheid ademt dit boek een trieste sfeer.Het op schrift stellen van de geschiedenis van je familie is in. Het werkt samenbindend om met elkaar familiedocumenten boven tafel te krijgen die nog niet eerder nauwkeurig zijn gelezen en met elkaar in verband zijn gebracht. Maar is zo’n familiegeschiedenis ook voor buitenstaanders interessant?
In de jaren dertig van de vorige eeuw leren Wolter Smit en Jo Liese elkaar kennen bij de Hervormde Jongeren Organisatie in Leiden. Wolter start een opleiding aan de Zendingsschool, met als doel uitgezonden te worden naar Indië. Deze reis gaat alleen door als ze getrouwd zijn. Door de koppeling van huwelijk en uitzending wil Jo geen spelbreker zijn.
In 1934 vertrekt het pasgetrouwde stel naar een zendingspost op Sumatra. Hiervandaan schrijft ze vele opgewekte brieven naar familieleden in Nederland. Ze overdenkt veel, maar deelt weinig met haar man. Aan haar dagboek vertrouwt ze haar werkelijke gedachten wél toe. Hieruit spreekt diepe eenzaamheid en seksuele frustratie.
Jo’s beschrijvingen van de werkelijkheid komen heel authentiek over. Aan de andere kant is de schrijfstijl regelmatig staccato waardoor je goed moet nadenken wat ze bedoelt.
Teleurstelling
Als de Tweede Wereldoorlog ook Nederlands-Indië in zijn greep krijgt, belandt Jo zonder Wolter en met vier kleine kinderen in een kamp. Dat ze dit overleeft, is een wonder op zich. Als ze de kiemkracht ziet van zaadjes in de grond, krijgt ze kracht om inventief te blijven. Haar relatie met God blijft onder de erbarmelijke omstandigheden in het kamp een realiteit.
Het leven zonder echtgenoot doet haar weer naar Wolter verlangen. Bij het lezen van het boek voel je zelf de teleurstelling dat de hereniging niet brengt wat ze hoopt. Ook terugkeer naar Nederland kan de omkeer in hun relatie niet brengen. Voor de buitenwereld blijft Wolter de gevierde predikant. Zijn overgang naar een vrijzinnige stroming binnen de Hervormde Kerk vermindert zijn populariteit niet.
Ook nadat in Nederland nog twee zonen geboren worden, blijft hij binnen zijn gezin de totaal afwezige. Het huwelijk houdt feitelijk op te bestaan. Jo staat er alleen voor wanneer ze haar jongste zonen op het rechte pad probeert te houden. Dit lukt helaas niet. Beide jongens komen noodlottig aan hun einde.
Aan het einde van haar leven verhuist Jo naar een zorgcentrum in Castricum. Ze gaat lijden aan de ziekte van Alzheimer. Op zessentachtigjarige leeftijd overlijdt Jo, omringd door haar familie.
Eenzaam in de pastorie
Het is achteraf makkelijk conclusies trekken. Al in het eerste hoofdstuk van het boek denk je: „Oei, ze trouwen vanuit verkeerde motieven, als dat maar goed gaat…” Niet alleen het feit dat Wolter er steeds vriendinnen op nahoudt, roept vragen op. Ook het vasthouden aan een vroegere vriendschap van Jo is discutabel. Hoe ver moet je dan gaan met dit te accepteren, ook al kom je tot de conclusie komt dat je partner niet aanspreekbaar is op z’n gedrag? Deze intermenselijke vragen spelen in onze tijd uiteraard nog steeds.
Daarbij is de eenzaamheid van het pastorieleven een actueel gegeven. Ieder willekeurig gezin heeft zijn geheimen. Juist omdat een pastorie vaak een glazen huis is, blijft vriendschap iets waar je goed over na moet denken. De tijdgeest laat hierin ongetwijfeld positieve sporen na. Toch zou het percentage dagboekschrijvers onder predikantsvrouwen wel eens hoog kunnen zijn.
Kleindochter Kristine heeft met toestemming van de familieleden alle beschikbare schriftelijke gegevens verzameld. Die toestemming is belangrijk, omdat sommige personen over wie geschreven wordt nu nog leven. Zelf was Kristine enige jaren bij haar oma „in de kost.” Hierdoor heeft ze de op papier gezette getuigenissen kunnen combineren met eigen ervaringen. Dit gaf haar vrijmoedigheid om de persoonlijke opmerkingen openbaar te maken. Haar oma was een vrouw die met veel mensen open gesprekken voerde. Voor publicatie van het boek is de auteur met enkele familieleden naar Sumatra gereisd om met eigen ogen de plaatsen te zien waarover geschreven was. Ze raakte tijdens die reis diep onder de indruk van het werk dat door haar grootouders ooit was verzet en waar mensen nog steeds over roemden.
Kristine Groenhart debuteert met ”Leer mij je liefhebben”. Ze volgde een schrijfcursus. Hierna zijn de rechten van haar manuscript door een literair agent aan uitgeverij Athenaeum – Polak & Van Gennep verkocht. Ondertussen is Kristine aan een volgend boek begonnen. Dit zal het leven beschrijven van een scheepsbouwkundige die als dwangarbeider in Berlijn terechtkomt.
De toevoegingen van de auteur maken een objectieve lezing van de dagboekfragmenten en brieven onmogelijk. Dit vormt de algemene teneur. Jo ziet zichzelf als slachtoffer en Kristine Groenhart heeft deze rol overgenomen. De enorme trots over hoe is gehandeld en wat is bereikt haalt dit boek naar beneden. Het is te veel een familiedocument geworden. Jo heeft zelf tijdens haar leven al gehoopt dat al haar aantekeningen nog eens uitgegeven zouden worden. Met dit doel in haar achterhoofd heeft ze zelfs, al op hoge leeftijd gekomen, haar dagboeken nog bewerkt.
N.a.v. ”Leer me je liefhebben. Het bewogen leven van een domineesvrouw”, door Kristine Groenhart; uitg. Athenaeum – Polak & Van Gennep, Amsterdam 2009; 318 blz; ISBN 978 90 253 64267; € 18,95.