Akkoord over lijst met bestrijdingsmiddelen
De Stichting Natuur en Milieu, boerenorganisatie LTO-Nederland en de ministeries van Landbouw en Milieubeheer hebben nieuwe afspraken gemaakt over gewasbescherming en de toelating van bestrijdingsmiddelen. Dit heeft het ministerie van Landbouw dinsdag bekendgemaakt.
Door het akkoord kunnen 32 problemen waar telers van tuin- en akkerbouwproducten tegenaan lopen meteen worden opgelost.
Onder het paarse kabinet werden de regels voor gewasbescherming steeds strenger. Vooral telers van witlof, paprika en bleekselderij kwamen in de problemen doordat ze hun gewassen niet voldoende konden beschermen.
In september concludeerde de Algemene Rekenkamer al dat de toelating van bestrijdingsmiddelen in Nederland stagneerde. „Nederlandse boeren en tuinders hebben minder middelen om plantenziekten en onkruid te bestrijden dan hun Europese collega’s”, aldus het Rekenkamerrapport. De Rekenkamer vond het overheidsbeleid voor de toelating van bestrijdingsmiddelen „onduidelijk” en „haar doel voorbij schieten.”
De Plantenziektekundige Dienst (PD) beschikt over een groslijst van in totaal 197 mogelijke knelpunten, onder meer op basis van informatie uit het bedrijfsleven. Hiervan zijn na een nadere beschouwing 104 zaken aangemerkt als echte knelpunten. Op dit moment is dus duidelijk dat voor 32 knelpunten een vrijstelling kan worden gegeven.
Naar de resterende 72 gevallen wordt nog nader onderzoek gedaan. De verwachting is dat er rond 1 maart helderheid over deze knelpunten ontstaat. Dit zal dan leiden tot een (eventuele) tweede lijst van vrijstellingen voor het jaar 2003.
Vrijstelling wordt overigens uitsluitend verleend voor middelen die geen onaanvaardbare gezondheids- of Arbo-risico’s met zich meebrengen en waarvoor de milieurisico’s zo veel mogelijk worden teruggedrongen door de beperkingen die aan de vrijstelling worden verbonden.
G. Doornbos, voorzitter van LTO-Nederland, denkt dat het akkoord het vertrouwen tussen verschillende partijen zal herstellen. „Nu komt er weer een geordend gewasbeschermingsbeleid, met duidelijkheid voor telers en de milieubeweging over wat wel en wat niet mag.”
Voor de lange(re) termijn hebben partijen een aanpak op hoofdlijnen onderschreven. Die aanpak bevat een groot aantal maatregelen. De essentie is dat partijen elk hun verantwoordelijkheid nemen en gezamenlijk werken aan een „duurzame, geïntegreerde gewasbescherming.” De overheid houdt een actieve rol bij de controle op de handhaving van de afspraken.
Voorlopers in de duurzame gewasbescherming zullen zo veel mogelijk worden gestimuleerd en achterblijvers worden gedwongen om aan de eisen van duurzame gewasbescherming te gaan voldoen. Voortdurend zal worden gezocht naar nieuwe toepassingen en mogelijkheden van geïntegreerde teelt. Een commissie van onafhankelijke praktijkdeskundigen zal hierover adviseren.
In 2006 wordt de nieuwe aanpak geëvalueerd. Als dan blijkt dat er onvoldoende voortgang is in het verminderen van de milieubelasting, zullen zo nodig andere maatregelen worden genomen.