Stelselherziening overwegen waard
De toenemende diversiteit onder de studenten plaats universiteiten voor steeds meer problemen. Prof. dr. F. A. van der Duyn Schouten ziet daarom wel wat in het plan van minister Plasterk om na te denken over een stelselherziening in het hoger onderwijs.
Zoals gebruikelijk traden bij de opening van het academisch jaar verschillende leden van kabinet en volksvertegenwoordiging als gastspreker op. De meeste aandacht trok minister Plasterk van Onderwijs met zijn aankondiging een onderzoek te willen laten uitvoeren naar de wenselijkheid om het stelsel van hoger onderwijs te herzien. Naar zijn oordeel vertoont het huidige Nederlandse binaire systeem, met onderscheiden missies voor hbo-instellingen en universiteiten, zodanige beperkingen dat we ons op aanpassingen moeten bezinnen.Als reden hiervoor noemt Plasterk allereerst de nog steeds toenemende vraag naar hoger onderwijs en het streven van de overheid om het percentage hoger opgeleiden in Nederland op 50 procent te brengen.
Ten tweede wijst hij op de toenemende diversiteit binnen de studentenpopulatie, zowel wat betreft afkomst (meer vraag naar hoger onderwijs onder allochtonen) als qua belangstelling en motivatie.
Ten slotte merkt de minister op dat veel jongeren op 17- of 18-jarige leeftijd kennelijk nog niet toe zijn aan een gemotiveerde studiekeuze en deze beter kunnen uitstellen tot het moment waarop ze zich via een brede bachelor hebben kunnen oriënteren op wat hoger onderwijs zoal biedt en waar hun eigenlijke interesse ligt.
Achterstelling
De reacties op het plan van Plasterk waren uiteenlopend, maar voorspelbaar. Uit het hbo kwamen overwegend enthousiaste geluiden, waarin de hoop doorklonk dat een stelselwijziging een einde zou kunnen maken aan de vermeende achterstelling van het hbo bij de universiteit. De universiteiten reageerden gereserveerd, omdat ze zich afvragen of een stelselwijziging wel nodig is om de gesignaleerde problemen het hoofd te bieden.
De politiek op haar beurt reageerde scherp afwijzend omdat zij, na het rapport van de commissie-Dijsselbloem, in een kramp schiet bij alleen al het noemen van het woord stelselwijziging. Bovendien stoorde met name het CDA zich eraan dat de minister met het aangeven van zijn eigen denkrichting niet kon wachten tot het moment waarop de in te stellen commissie gesproken heeft.
De probleemanalyse van de minister lijkt zonder meer to the point. Er zullen weinig bestuurders in het hoger onderwijs zijn die deze niet herkennen. De voortdurende toestroom van studenten naar het hoger onderwijs staat op gespannen voet met het sterk toegenomen kwaliteitsbewustzijn binnen de instellingen.
Zes min
Maar ook de grote diversiteit in motivatie van studenten roept problemen op. Studenten die bewust en zeer gemotiveerd voor een bepaalde opleiding kiezen (en dat geldt in ieder geval voor veel buitenlandse studenten) storen zich in toenemende mate aan de houding van ”een 6 min is genoeg” van medestudenten.
Deze twee groepen zijn daarom lastig in een en hetzelfde programma te bedienen. De laatste jaren proberen de instellingen deze spanning weg te nemen door voor gemotiveerde en getalenteerde studenten extra programma’s aan te bieden, zoals honoursprogramma’s (boven op het reguliere programma) dan wel excellente tracés (in plaats van het reguliere programma). Ook met university colleges en liberal-artsprogramma’s komen universiteiten tegemoet aan de vraag van sommige studenten naar een intellectueel uitdagende en brede wetenschappelijke oriëntatie. Het bestaande stelsel biedt voor dit soort initiatieven, naar het blijkt, voldoende ruimte.
Toch ben ik van mening dat de suggestie van Plasterk zo gek nog niet is. De vraag is namelijk of de manier waarop instellingen met de diversiteit binnen hun studentenpopulatie proberen om te gaan op den duur houdbaar is.
Koffiekamers
Ik denk dan vooral aan de wetenschappelijke staf. Als een docent een jaar met succes college heeft gegeven in een honours programme of een excellent tracé, dan moet hij wel even slikken als hij weer komt te staan voor een collegezaal waarin de studenten weinig motivatie en leergierigheid uitstralen. Het risico bestaat dat dit onderwijs als corvee wordt beschouwd, hetgeen de kwaliteit ervan niet bevordert. Binnen de koffiekamers van universiteiten worden daarom ook wel verder strekkende scenario’s besproken, zoals de optie om zich als universiteit geheel te concentreren op masterstudenten en promovendi en de bacheloropleidingen aan anderen over te laten.
Het kan daarom helemaal geen kwaad deze discussie nadrukkelijker boven tafel te brengen. De door Plasterk beoogde commissie kan zeker een bijdrage leveren aan het verhogen van het inzicht hoe het Nederlands hoger onderwijs verder kan worden geoptimaliseerd, al dan niet binnen het bestaande stelsel.
De auteur is algemeen directeur van onderzoeksinstituut Netspar.