Cultuur & boeken

Naar het land van Petrus Stuyvesant

Bij de herdenking van 400 jaar Amerikaans-Nederlandse betrekkingen verschijnen reisverslagen, geschiedenisboeken en essays. Historicus Jaap Jacobs spoorde bronnen op die een zachtere binnenkant onthullen van de man met het houten been, Petrus Stuyvesant.

Hans Krabbendam
2 September 2009 09:37Gewijzigd op 14 November 2020 08:34

In het voorjaar van 1910 klopte jonkheer A. C. P. G. Ridder van Rappard aan bij het kantoor van de Firma Frederik Muller & Co in Amsterdam om een stapel oude documenten te koop aan te bieden. Dr. F. C. Wieder, de chef van de boekenafdeling van dit antiquariaat, zag al snel de historische waarde in van deze oude papieren: ze beschreven de eerste jaren van Nieuw Amsterdam en boden antwoord op vele vragen naar de oorsprong van deze vestiging van de West-Indische Compagnie, die tot 1664 een deel van de Nederlandse Republiek was. Wieder kende het historische vak en publiceerde deze documenten met in 1925 voorzien van een deskundige inleiding in de reeks van de Linschoten Vereniging, die allerlei reisverslagen uitbracht. De originele documenten werden verkocht aan een Amerikaan.Deze heruitgave is bewaard tot dit jaar, waarin de tocht van Henry Hudson wordt herdacht. In september 1609 bereikte deze Engelse kapitein in dienst van de VOC het eiland Manhattan. Zijn berichten over de vruchtbaarheid van dit gebied leidden tot handel met Holland en de vestiging van Nieuw Amsterdam. De documenten bewijzen nogmaals dat Nieuw Amsterdam in juli 1625 is gesticht (en niet zoals in veel populaire werken staat vermeld een jaar eerder), en dat er daarvoor al kooplieden actief waren in deze streek die vanuit kleine forten handel dreven. Nieuws is deze informatie niet, maar het is wel handig om de kerndocumenten weer binnen handbereik te hebben.

Het lag gezien het herdenkingsjaar voor de hand om een ander deel uit de illustere Linschotenserie te laten herdrukken, namelijk deel 19, met het scheepsjournaal van Henry Hudson. Toch is er wel wat voor de keus van Wieders boek te zeggen. Hudsons reis was maar een van vele ondernemingen in die tijd.

Het gaf weliswaar de aanleiding voor schippers en kooplieden om in het gebied van wat nu de staten New York, New Jersey en Delaware zijn, handel te drijven, maar de inrichting van de kolonie Nieuw Nederland zoals Wieder die nauwkeurig beschrijft, had een veel groter effect.

De zakelijke opsomming van scheepsbewegingen, en de zeer deskundige reconstructie van de plaats van het eerste fort, de eerste huizen, boerderijen en wegen, zijn nog steeds ijkpunten voor het onderzoek naar de oorsprong van de stad New York, maar zijn bedoeld voor de specialisten. De bijgevoegde instructies leren dat de bewoners van het toekomstige „land of the free” helemaal zo vrij niet waren en dat de overheid de eerstgeboren dieren opeiste, voorschreef welke gewassen geteeld mochten worden en zolders als opslagruimten claimde.

Invloed architectuur

Martine Gosselink probeert in haar boek ”New York–Nieuw Amsterdam. De Nederlandse oorsprong van Manhattan” ditzelfde verhaal zo concreet mogelijk te maken. Effectief gebruikmakend van details van kaarten, portretten, reproducties van officiële documenten en foto’s van het huidige New York brengt Gosselink de geschiedenis dichtbij. Nieuwe wetenschappelijke inzichten levert dat niet op, maar overzichtelijk en informatief is dit fraai uitgegeven boek wel.

De auteur legt de politieke en economische omstandigheden en de opzet van de handelsondernemingen goed uit, beschrijft de hoofdpersonen en volgt de grote lijnen. De meerwaarde van dit boek ligt in de opeenvolgende kaarten met uitleg. Daarop wordt snel duidelijk hoe kaarten als claims of propaganda fungeerden en hoe latere tekenaars oudere voorbeelden hebben verwerkt. Als inleiding voor een lezer die Nieuw Amsterdam nog moet ontdekken is dit boek van harte aan te bevelen, maar het verhaal houdt wel abrupt op.

De collectie essays die onder de titel ”Amsterdam–Nieuw Amsterdam 1609-2009” verscheen belooft de stedenband in de vier eeuwen te beschrijven, maar lost ondanks interessante beschrijvingen niet in wat het belooft: de relatie tussen beide plaatsen blijft onuitgewerkt. De acht auteurs, grotendeels kunsthistorici, behandelen dezelfde geschiedenis van de stichting van Nieuw Amsterdam op basis van werk van andere historici, maar missen nogal eens de meest recente literatuur.

De essays over de manieren waarop de sociale elite in beide steden zichzelf in stand probeerde te houden, het functioneren van de kunsthandel en de stroom van Hollandse meesters die naar Amerika verdwenen en het patroon van stadsuitbreidingen in beide steden bieden veel details, maar vergelijken niet. De voor de handliggende vraag of het hier een unieke relatie gaat of varianten van West-Europese patronen wordt niet gesteld, laat staan beantwoord.

Dat neemt niet weg dat er interessante stukken in staan: vooral het artikel van Jeroen van den Hurk, een uitwerking van zijn proefschrift over het voortbestaan van Nederlandse architectuur in het gebied van New York, is zeer genuanceerd. Met behulp van instructies en contracten weet de onderzoeker de bouwstijlen van de Nederlandse kolonisten te beschrijven.

De auteur mag wel wat vrijmoediger beweren dat er Nederlandse huizen en boerderijen voor de Amerikaanse model hebben gestaan. Eigenlijk suggereert zijn betoog dat het beste antwoord op de vraag naar bouwkundige continuïteit in het bestuderen van timmermannen en aannemers is gelegen. Had de tekstredactie strenger gemoeten, de beeldredactie verdient een compliment: de kwaliteit van de kaarten en de selectie van de portretten is uitstekend.

Pilgrims

Concreter over de doorwerking van opvattingen over Nederland in de Amerikaanse beleving is het boek ”Holland Mania”, de catalogus bij een gelijknamige expositie in de Leidse Lakenhal. Door de combinatie met de contacten met Japan, wordt de lezer eraan herinnerd dat de Amerikaanse fascinatie met Holland niet uniek was. De term Holland Mania werd in de late negentiende eeuw gebruikt voor de Amerikaanse fascinatie met Nederland. Dit boek onthult zijn lokale invalshoek door niet Hudsons reis, maar de aankomst van de Pilgrims, de Engelse protestantse vluchtelingen die zich in Leiden vestigden om twaalf jaar later naar Massachusetts door te reizen, als aanknopingspunt te nemen. Het volgt het ontstaan van de Amerikaanse fascinatie met hun oorsprong die in de loop van de negentiende eeuw aanzwol.

Het mooiste voorbeeld biedt de nostalgische reis die leden van de Holland Society in 1888 door Nederland maakten. Zij verbonden de geschiedenis van hun voorgeslacht (de Nieuw Nederlanders) moeiteloos met die van de Pilgrims. Tegenwoordig zien historici vooral de spanning tussen deze twee oorsprongsverhalen.

De foto’s die van deze reis zijn gemaakt geven een eerste impressie van wat Amerikaanse toeristen in Nederland van belang vonden. Ansichtkaarten over de Pilgrimgeschiedenis, inclusief het deel over Leiden, stimuleerden de belangstelling voor deze fase in de vroege twintigste eeuw. Congregationalisten, het kerkgenootschap dat rechtstreeks tot de Pilgrims terugging, gebruikten deze beelden voor hun catechisatiemethoden.

De leukste ontdekking is hoe de mythologie rond Thanksgivingsday de verschillende historische feiten vermengde. Deze dankdag werd voor het eerst publiek gevierd op 3 oktober 1789 uitgevaardigd door de eerste president. Het was niet een overblijfsel van de Pilgrims in Leiden, maar had wel een overeenkomst met de dankdagen voor Leidens Ontzet. Zo werkte herdenkingsgeschiedenis door. Dit boek toont aan dat er meer nieuws te ontdekken valt over de doorwerking van Nederlandse banden met Amerika in latere perioden dan over de vroege periode zelf.

Petrus Stuyvesant

Een uitzondering op deze constatering is het onderzoek naar de enige Nieuw-Nederlander die in beide landen een standbeeld verwierf: Petrus Stuyvesant. Historicus Jaap Jacobs, de specialist over Nieuw Nederland, werkt daar aan een papieren monument en biedt als voorproefje deze schets van zijn leven.

Dat is geen eenvoudige klus omdat Stuyvesant weinig bronnen heeft nagelaten. Zelfs de datum en plaats van zijn geboorte zijn niet met zekerheid vast te stellen. Waarschijnlijk werd hij in 1611 in het Friese dorp Peperga geboren. Daar was zijn vader een orthodox predikant. Stuyvesants biograaf moet sterk leunen op creatieve interpretatie van de spaarzame gegevens. Zo is het plausibel om de aard van Petrus’ vader die nogal eens conflicten met kerkelijke en burgerlijke autoriteiten had terug te zien in Petrus, die eveneens theologie studeerde, maar die studie voortijdig afbrak en de onbuigzaam en conflictueuze familielijn leek voort te zetten.

Jacobs boek corrigeert het eenzijdige beeld van een zware calvinist dat nog steeds in de geschiedschrijving domineert door twee nuanceringen over zijn karakter en zijn dilemma’s. Hij spoorde bronnen op die de zachtere binnenkant van de man met het houten been onthullen. Nadat Petrus in 1635 voor een bestuurlijke loopbaan bij de WIC koos en in 1639 gepromoveerd was tot commies van de kooplui op Curaçao, sloot hij een hechte vriendschap met Johan Farret. Dankzij de bewaarde correspondentie in dichtvorm tussen beide vrienden wordt iets zichtbaar van Stuyvesants emoties.

De tweede bijsturing komt voort uit de eisen die aan Stuyvesants bestuur werden gesteld. Hij moest als WIC bestuurder wel slagvaardig en gedecideerd handelen omdat hij omringd werd door vijanden: in het Caraïbisch gebied lagen Portugese, Spaanse, Franse, Engelse en Zweedse concurrenten op de loer. Stuyvesant hield zich staande en werd in 1646 benoemd op de toppositie in Nieuw Nederland gouverneur-generaal. Daar lag de situatie nog ingewikkelder met dreiging van binnen en van buiten door mondige onderdanen, indianen en Engelsen, die in 1664 de kolonie overmeesterden.

Jacobs corrigeert het onaantrekkelijke beeld van een in zichzelf gekeerde steile calvinist door uit te leggen hoe Petrus zich verantwoordelijk voelde voor de gemeenschap waaronder de publieke godsdienstuitoefening een belangrijke pijler was. Ondanks de carrière die Stuyvesant maakte concludeert Jacobs dat Stuyvesants bestuursstijl achterhaald was. Of hij tot zijn incompetentieniveau was gestegen en hoe zijn leven onder Engels bewind verliep tot zijn dood 1672 wordt ons vast onthuld in Jacobs volledige biografie.

Wie in kort bestek de bestuurlijke spanningen om Nieuw Amsterdam in zijn internationale context wil leren kennen aan de hand van een sleutelfiguur doet met dit goedgeschreven boek een prima aankoop. Bovendien maakt Jacobs zo duidelijk dat er ook over de vroege Nederlandse periode nog veel onbekend is en dus ruimte laat voor nieuwe historische ontdekkingen.

N.a.v. ”De stichting van New York”, door F.C. Wieder; uitg. De Walburg Pers, Zutphen 2009; ISBN 978 9057 305 948; 242 blz.; € 39,95;

”Amsterdam – Nieuw Amsterdam 1609-2009”, onder redactie van Martin Pruijs; uitg. Strengholt United Media, Naarden 2009; ISBN 978 9049 400 361; 208 blz.; € 29,95;

”New York – Nieuw Amsterdam. De Nederlandse oorsprong van Manhattan”, door Martine Gosselink; uitg. Nieuw Amsterdam, Amsterdam 2009; ISBN 978 9046 806 197; 223 blz.; € 29,95;

”Petrus Stuyvesant. Een Levensschets”, door Jaap Jacobs; uitg. Bert Bakker, Amsterdam 2009; ISBN 978 9035 134 102; 142 blz.; € 14,95;

”Holland Mania. Amerikaanse en Japans beeldvorming over Nederland”, door Jori Zijlmans e.a.; uitg. d’Jonge Hond, Harderwijk 2009; ISBN 978 9089 100 993; 140 blz.; € 22,50.


400 jaar Amerika-Nederland

De tocht van Henry Hudson in 1609 naar Amerika wordt deze maand in New York met tal van evenementen herdacht. Een vloot van Nederlands varend erfgoed opent op 8 september de festiviteiten in de haven van New York. Er worden 21 saluutschoten afgevuurd. Een dag later wordt het Amsterdam Pavilion onthuld, geschonken door Nederland aan de stad New York. Diverse exposities belichten de komst van de Nederlanders naar Manhattan.

ny400.nl.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer