Leren leven met geweld
Prof. Hans Achterhuis heeft gedurende zijn loopbaan ontdekt dat de menselijke mogelijkheden om de wereld te verbeteren zeer beperkt zijn. De samenleving is niet maakbaar. „Alleen wanneer we leren leven met geweld, kunnen we ook leren het te domesticeren”, schrijft hij in zijn boek ”Met alle geweld”.

„Wie schrijft over geweld, schrijve persoonlijk, of schrijve niet. Ik schrok van de manier waarop ik in het verleden over geweld had geschreven. Ondanks of misschien juist dankzij mijn sterke betrokkenheid bij de problemen die ik aan de orde stelde, was mijn toon als het over geweld ging, analytisch en afstandelijk. Het had alles te maken met de niet alleen ‘geweldige’, maar ook gewelddadige geest van die tijd.”Met deze woorden maakt de schrijver duidelijk dat geweld voor hem nu is wat het vroeger niet was: een probleem. Hans Achterhuis (1942), emeritus hoogleraar filosofie aan de Universiteit Twente, doelt op zijn boek ”Filosofen van de derde wereld” uit 1975. Daarin bespreekt hij op uiterst positieve wijze de ideeën over geweld van de Chinese dictator Mao Zedong. Hij laat zich dan nog meeslepen door de linkse tijdgeest.
In de loop van de tijd krijgt hij, al denkend, onderzoekend en schrijvend, oog voor de gevaarlijke kanten van de denkbeelden die deze tijdgeest bepalen. Zo wijst hij in het boek ”De erfenis van de utopie” (1998) op het verband tussen het utopische verlangen naar een betere wereld en totalitarisme. Deze gedachte komt in ”Met alle geweld” opnieuw naar voren. Ook in dit boek wijst Achterhuis op de gewelddadige effecten die goedbedoeld idealisme kan hebben in de weerbarstige werkelijkheid. Dat betekent echter niet dat hij zijn linkse verleden afzweert. Zelf zegt hij op een van de eerste bladzijden van het boek: „Juist om de positieve erfenis van die jaren te kunnen bewaren, is het nodig dat we de uitwassen en ontsporingen uit die tijd onderzoeken en kritiseren.”
Hannah Arendt
Wat Achterhuis gedurende zijn loopbaan heeft ontdekt, is dat de menselijke mogelijkheden om de wereld te verbeteren zeer beperkt zijn. De samenleving is niet maakbaar. De conclusie van dit boek kan dan ook worden samengevat met de volgende woorden: „Alleen wanneer we leren leven met geweld, kunnen we ook leren het te domesticeren. Elke poging het geweld radicaal uit te bannen, bergt het risico in zich het geweld op te roepen en te vergroten.”
Wat verstaat Achterhuis onder geweld? Hij definieert het als het „min of meer intentioneel toebrengen of dreigen toe te brengen van schade aan mensen of voorwerpen.” Wezenlijk is dus de bedoeling om schade toe te brengen. Het kan verder niet alleen tegen mensen, maar ook tegen dingen zijn gericht; te denken is aan de aanslag op de Twin Towers van 11 september 2001. Ten slotte valt ook verbaal en psychisch geweld onder de definitie van Achterhuis: schelden, lasteren, iemand met woorden beschadigen of bedreigen.
Het aldus gedefinieerde geweld wordt belicht vanuit zes perspectieven: het doel-middeldenken, de mimetische begeerte (de ene mens wil hebben wat de ander heeft), de spanning tussen moraal en politiek, de menselijke natuur, de strijd om erkenning en het wij-zijdenken. Bij de uitwerking van elk perspectief staan telkens één of twee filosofen centraal. Bij de bespreking van de relatie tussen mimetische begeerte en geweld wordt ruime aandacht gegeven aan het denken van de Franse filosoof René Girard (1923). Vanuit de wijze waarop de Duitse filosoof Hegel (1770-1831) schrijft over de verhouding van heer en slaaf wordt inzicht geboden in de strijd om erkenning als bron van geweld. Achterhuis maakt er echter geen geheim van dat zijn belangrijkste inspiratiebron de Duits-Amerikaanse politiek filosofe Hannah Arendt (1906-1975) is. Wat hem er overigens niet van weerhoudt kritiek te leveren op het feit dat zij in haar beschrijving van het ontstaan van de Verenigde Staten voorbijgaat aan het lot van de indianen.
Behalve de filosofie raadpleegt de schrijver ook uitvoerig de literatuur. Het werk van schrijvers als Leo Tolstoj (1828-1910) en Milan Kundera (1929) wordt ter sprake gebracht. Vooral het werk van de Zuid-Afrikaanse schrijver Coetzee (1940) krijgt ruime aandacht. „De vele ondergrondse verbindingen tussen uitingen van geweld worden in zijn boeken scherp zichtbaar.”
Dit lijvige boek, het telt maar liefst 793 bladzijden, toont de eruditie en belezenheid van de schrijver. Toch kan het boek als geheel niet bevredigen. De belangrijkste reden daarvoor is dat het te veel ontbreekt aan filosofische analyse. Van een dergelijke studie mag worden verwacht dat ze helpt om de werkelijkheid beter te begrijpen. Dat ze verbanden laat zien, en dat een helder beargumenteerd standpunt wordt ingenomen. Helaas gebeurt dat te weinig.
Zo wordt de lezer in het ongewisse gelaten over hoe Achterhuis de verhouding tussen recht en geweld ziet. In het kader van ordehandhaving en strafrecht wordt immers ook geweld toegepast? Het thema wordt inderdaad vanaf verschillende kanten aangestipt. Zich aansluitend bij Arendt concludeert Achterhuis dat geweld een instrument van macht kan zijn, dat niet uitsluitend negatief moet worden beoordeeld. Vanuit het nagestreefde doel moet de inzet van geweld worden gerechtvaardigd. Even verder wordt een ander belangrijk gezichtspunt aangestipt: het gevoel van verlossing dat een voormalige kampgevangene ervaart als zijn beul de doodstraf ondergaat. In dit verband merkt Achterhuis op dat „juist de waardigheid en eer van het slachtoffer eisen dat de misdaad gestraft wordt.” Geweld, in dit geval de dood voor het vuurpeloton, zou dus door de geschonden waardigheid en eer van het slachtoffer kunnen worden gerechtvaardigd. Die conclusie zou de lezer kunnen trekken. Jammer dat Achterhuis zich daar verder niet over uitlaat.
Wel draagt hij nog een ander gezichtspunt aan, de gedachte dat „de simpele gelijkstelling van geweld aan het kwade onhoudbaar is in de maatschappelijk-politieke realiteit.” Men mag verwachten dat de schrijver de verschillende gezichtspunten gebruikt om een eigen standpunt te beargumenteren. Maar dat gebeurt niet. In plaats daarvan worden fragmentarische beschouwingen geboden over deelaspecten van de problematiek van recht en geweld. Dat is helaas kenmerkend voor het geheel van dit boek.
Seculier perspectief
Daar komt nog iets bij. Van meet af aan is duidelijk dat de schrijver zijn onderwerp vanuit een seculier perspectief benadert. De door Girard aanbevolen navolging van Christus wordt expliciet afgewezen door de gewezen theoloog Achterhuis. De reden: „Daarvoor bieden het Nieuwe Testament en de kerkgeschiedenis te veel verschillende Jezusbeelden ter navolging.” Toch valt niet te ontkennen dat geweld een geestelijke of spirituele dimensie heeft. Het is toch opmerkelijk dat juist in de twintigste eeuw, de tijd waarin het geloof in hogere machten lijkt uitgebannen, zich in Hitler-Duitsland een kwaad vertoont dat ook door overigens niet-gelovige mensen wordt gekarakteriseerd als „demonisch”? Het is jammer dat Achterhuis met een dergelijk begrip niets doet. Naar mijn gevoelen hangt dit samen met de overwegend horizontale benadering van de schrijver. Hij hanteert vooral een sociaal-politiek perspectief. De dieptedimensie van het menselijk kwaad speelt daardoor slechts in de marge van het betoog een rol.
Iets van de onmisbaarheid van traditionele religieuze taal heeft Achterhuis toch wel beseft. Dit blijkt als hij stelt dat het genade is als we geen geweldplegers worden. Hij verwoordt dit inzicht met een citaat uit een artikel dat hij in 1994 schrijft:
„Genade behoedt ons er soms voor om het pad van Eichmann te gaan, een mogelijkheid die we wel degelijk in ons hebben. Als ik het over ‘genade’ heb in plaats van geluk aan te roepen, is dat omdat het hier toch om meer dan een zuiver toeval gaat. Je dient je ervoor open te stellen, je moet bereid zijn te ervaren dat die genade je via andere personen en gebeurtenissen bereikt en behoedt. Maar het blijft genade, en de wetenschap dat je van genade afhankelijk bent, kan je ervan weerhouden het geweld en het kwaad allereerst bij een ander te zien.”
N.a.v. ”Met alle geweld. Een filosofische zoektocht”, door Hans Achterhuis; uitg. Lemniscaat, Rotterdam, 2008; ISBN 978 90 477 0127 9; 793 blz.; € 59,95, paperback € 44,95.