Mee op reis: een bos paling
Augustus 1961, dinsdagmorgen 5.00 uur. We stappen met zijn drieën op de fiets: mijn tweelingbroer Jan (14), mijn broer Adri (12) en ik. We gaan op weg naar Boxmeer, waar we tot zaterdag zullen logeren bij oom Piet en tante Janna. Tante Janna is de oudste zus van mijn vader; oom Piet werkt bij een machinefabriek in Boxmeer.
We wonen in Waarder en fietsen via Oudewater, Benschop en IJsselstein richting Vianen. Om 7 uur eten we onze eerste boterhammen, bij een hek met het zicht op de brug van Vianen. Daarna gaan we verder richting Culemborg, we fietsen over Buurmalsen, Geldermalsen en Zaltbommel naar ’s-Hertogenbosch. Daar arriveren we om 12.00 uur. Hier gaan we linksaf op weg naar Heesch, maar eerst zoeken we een plekje langs de weg om te eten.In onze bagage zit, behalve brood en drinken, ook een flinke bos gerookte paling. De lekkerste van de wereld, door onze vader zelf gevangen en gerookt. Hij kon paling roken, geweldig. Hij was zoetwatervisser, net als mijn opa’s van moeders én van vaders kant. Het geheim van paling roken is geduld, hij moet langzaamaan gaar worden.
De paling is voor oom en tante. We gaan vier nachten logeren, dus dan wil je wat meenemen, en dat is paling geworden. Maar wij mogen er ook wat van eten, en dat doen we dus, we zijn er alle drie gek op. (Nog steeds trouwens.) We eten ze met witte kadetjes. Zie je het voor je, drie kinderen langs de weg die aan de paling zitten? Hij kostte destijds dan wel geen 25 of 30 euro per pond, maar het is altijd een dure maaltijd geweest. Ook toen.
Het is prachtig weer en we hebben de wind mee, dus fietsen we met een lekker gangetje richting het oosten. Ik kan me niet herinneren dat we regenkleding bij ons hadden.
Net voor Grave zien we een ANWB-paddenstoel met ”Boxmeer, 22 kilometer”. We slaan daar een fietspad in en volgen de paddenstoelen. Toen mijn moeder later hoorde dat we door het bos waren gefietst, zei ze dat het maar goed was dat ze het niet wist. Ze wilde ons vooral over de grotere wegen laten gaan. Nee, daar was het toen nog niet zo onwijs druk als nu, met al die auto’s.
Rond 16.00 uur komen we aan in Boxmeer. Elf uur fietsen zit erop. Ik weet het allemaal nog precies, want ik schreef ’s avonds alles op in een schriftje.
De dagen daarna fietsen we met tante rond in de omgeving. We zien de stuw in de Maas bij Afferden, graanmolen ’t Rimpeld, kasteel Bleijenbeek – of liever, de ruïnes ervan.
We gaan naar de grens bij Hommersum. In die tijd zijn er nog grenzen, helemaal dicht, met over elk weggetje een slagboom. Je moet een paspoort hebben om erover te mogen. De jongens gaan onder zo’n slagboom door: dan kun je zeggen dat je in Duitsland bent geweest. Ze halen mij ook over. Het is een soort spannend.
We rijden richting Gennep en langs Maria Roepaan bij Ottersum, toen een gesticht. In mijn schrift schrijf ik „Huis voor onnozele kinderen.” In de oorlog werd het gebouw verwoest, later werd het weer opgebouwd en in 1958 opende koningin Juliana het. Mijn tante vertelt veel onderweg.
De jongens vliegeren. We gaan naar het Heijense bos, met kasteel Heijen. We staan voor de poort maar mogen er niet in, het is verhuurd aan particulieren. Beeldhouwer Peter Roovers woont er. Later las ik dat koningin Beatrix les van hem heeft gehad.
Vrijdag maakt oom Piet een routebeschrijving voor ons op en zaterdag om 7 uur vertrekken we om naar huis te gaan. We rijden via Rijkevoort, Mill, Langenboom en Oss naar Alem en het pontje, en naar Zaltbommel en de brug. Dan wordt het terrein bekend. Vanaf Culemborg gaan we langs de Lekdijk, via Everdingen en Hagestein weer naar Vianen, en dan zoals op de heenweg terug. Om 4 uur ’s middags rijden we thuis het erf weer op.
We hebben het nog vaak over die tocht. Zeker als we aan de gerookte paling zitten.
Happen en trappen
Wie wil dat niet, fietsen over bruggen en door bossen en onderweg een broodje paling eten? Voor mensen zonder palingrokende familie bestaan er culinaire fietstochten: Happen en Trappen. De routes –tot nu toe vooral in Zuidoost-Nederland– zijn meestal tussen de 50 en de 60 kilometer. Onderweg is het regelmatig afstappen geblazen.
Aan het begin wacht er koffie met iets lekkers; onderweg volgen een voorgerecht, soep en een hoofd- en een nagerecht. Kosten arrangement: 37 euro.
Een van de hap- en traptochten voert langs eetcafé ’t Drummerke, tussen Sambeek en Boxmeer. De fietsroute loopt door het Noord-Limburgse Maasduinengebied en de Brabantse Maasheggen. De Maasheggen vormen een natuurgebied in de uiterwaarden van de Maas, bij de dorpen Vierlingsbeek, Boxmeer en Oeffelt. Er groeien zeldzame planten en er wonen dassen en allerlei vogels.
In de gemeente Boxmeer zijn allerlei wandelroutes uitgezet. „Ommetjes” noemen ze die, korte wandelingen over oude en nieuwe onverharde paden. Ze voeren door kerkdorpen of door agrarisch cultuurlandschap.
De ommetjes vormen eigenlijk een wandelknooppuntensysteem: via verbindingsroutes zijn ze uit te breiden tot een fikse tocht. De verbindingsroutes hebben tot de verbeelding sprekende namen, zoals ”tussen haas en kievit”, ”tussen kievit en kasteel”, ”tussen vlinder en ijsvogel”.
Boxmeer zelf is een zelfstandig staatje geweest. Tot ongeveer 1800 was het dorp met het omliggend gebied een heerlijkheid die werd bestuurd door een heer. Hij deed dat vanuit het kasteel, dat nu nog deels intact is; het ligt aan de rand van het dorp (aan de Veerstraat).
In de kelders van het bouwwerk bevindt zich een bescheiden museum. Op het Weijerplein wordt elke donderdag van 13.00 tot 16.30 uur een weekmarkt gehouden.
Het toeristisch hart van de gemeente Boxmeer is het dorpje Overloon, met dierenpark Zoo Parc en oorlogs- en verzetsmuseum Liberty Park. Die twee trekken samen bijna 350.000 bezoekers per jaar.
www.toerisme.boxmeer.nl, www.happenentrappen.nl, www.regio-vvv.nl.