Piraten
Het rechtsbedrijf ligt in de zomermaanden niet stil; de vaktijdschriften bieden een keur aan onderwerpen, van de legitimiteit van preventief fouilleren tot de berechting van piraten in Nederland.
Het Nederlands Juristenblad NJB nr. 27 bevat een analyse van mr. drs. Salet, werkzaam bij het gerechtshof in Arnhem, van de als proefballon begonnen praktijk van het „preventief fouilleren.” Het fenomeen een bepaald gebied aan te wijzen en daar alle mensen zonder aanleiding ‘tegen de muur’ te laten plaatsnemen voor wapencontrole kon rekenen op veel instemming, maar vond geen genade bij de rechter: voor fouilleren moet eerst een verdenking bestaan. Reden voor de Kamer een wetswijziging voor te stellen.De auteur bespreekt dat er inmiddels een praktijk is ontstaan die niet spoort met de bedoelingen die de wetgever had. Hij wijst erop dat in Tilburg jarenlang steeds dezelfde gebieden zijn aangewezen voor het uitvoeren van de maatregel. De gebiedsaanwijzing zou echter moeten geschieden op grond van concrete veiligheidsrisico’s. Zo niet, dan ontbreekt de noodzaak en is het doel onvoldoende concreet. Het uitoefenen van deze vanuit oogpunt van privacy ingrijpende maatregel wordt daardoor onvoldoende gerechtvaardigd; de inhoudelijke toetsing door de rechter ontbreekt.
Voorts spoort het wettelijk doel (handhaving van de openbare orde) niet automatisch met het praktische doel van de politie: zo veel mogelijk wapens in beslag nemen. Volgens de wetgever zou de maatregel immers geslaagd mogen heten als er weinig wapens worden aangetroffen, terwijl de actie door de politie dan juist niet als succesvol wordt beschouwd. Dit bemoeilijkt meting van de effectiviteit.
Ten slotte veroorzaakt de praktijk nieuwe problemen. Niet iedereen kan worden aangehouden en dus bestaat het gevaar dat agenten zich richten op één specifieke groep. Om discriminatie en willekeur te voorkomen worden agenten daarom gemaand om „ambtshalve bekenden” te laten lopen en onschuldig ogende burgers staande te houden. Dit roept bij die burgers weer onbegrip op en bij de agenten frustratie.
De auteur kwalificeert de wetgeving dan ook als symbolische maatregel en acht het opmerkelijk dat burgers tevreden zijn met een maatregel die slechts (kortdurend) de veiligheidsgevoelens bevordert, terwijl daarvoor regelmatig de privacy wordt geschonden. Nog opmerkelijker acht hij het dat de overheid zoveel waarde hecht aan die tevredenheid, terwijl de harde effectiviteit onduidelijk is en de kosten hoog zijn.
In hetzelfde nummer van het NJB gaat de hoogleraar gezondheidsrecht Hendriks in op de vrijspraak van ”gebedsgenezeres” Jomanda voor het afhouden van Sylvia Millecam van de reguliere geneeskunde, waarna deze aan kanker overleed.
De auteur acht de vrijspraak terecht: Millecam maakte welbewust gebruik van haar keuzevrijheid. Willen we ”Jomanda’s” aan banden leggen, dan dient eerst de wet aangepast. „Hoe begrijpelijk het ook lijkt te zijn dat we proberen te voorkomen dat niet-gekwalificeerde genezers hulpzoekenden afhouden van reguliere zorg, de wetgever heeft patiënten welbewust een keuzemogelijkheid geboden.”
In 1995 is de Wet BIG ingevoerd om patiënten meer vrijheid te geven bij het kiezen voor reguliere dan wel alternatieve behandeling. Om de patiënt tegelijkertijd te beschermen tegen ondeskundig handelen, zijn medische titels beschermd. Nadeel is dat de „alternatieven” niet onderworpen zijn aan verplichte dossiervoering, tuchtrecht of inspectie. De auteur raadt dan ook minimaal een register van alternatieve hulpverleners aan. Weliswaar wordt hun speelruimte zo beperkt, maar dit acht hij „plicht van de rechtsstaat.”
Prof. Strijards bespreekt in NJB 24 het fenomeen piraten. Voor het eerst in de Nederlandse strafrechtsgeschiedenis worden mensen berecht voor ”piraterij in volle zee”. Het gaat om vijf Somaliërs die zijn gepakt door een Nederlands fregat. Mensen zonder enige band met Nederland, anders dan het attaqueren van een schip onder de vlag van de Nederlandse Antillen, maar iedereen weet dat het voeren van een vlag weinig te maken heeft met nationale binding of met het bestaan van economische afwegingen.
Dat Nederland rechtsmacht over de piraten heeft, staat evenwel buiten kijf: bij piraterij bestaat op basis van volkenrecht universele rechtsmacht. Op grond hiervan staan de piraten thans terecht, vervolgd door het parket Rotterdam. Het werkelijke probleem: na de straf raak je ze nooit meer kwijt. „Dit soort mensen zijn onuitzetbaar: de eigen staat wil ze niet terug en zelf willen ze ook niet (…) Het gevangenissysteem in Nederland lijkt voor hen een oase.”
Als Somaliërs begrijpen zij de Somalische rechtsgang, hoe wij er ook tegenaan kijken, beter dan de Nederlandse. Zij dienen in hun eigen cultuur berecht te worden. „Zeerovers hebben een riskante professie. Dat weten ze maar al te goed. De verdiensten zijn er ook naar, zoals bij alle risicodragende operaties. Alles winnen of alles verliezen en de grond ingeboord worden hoort daar ook bij. Berecht worden in Nederland en kennismaking met het Nederlandse strafrechtstelsel, daar was niet op gerekend. Maar zo te zien is het een aangename ervaring.” De situatie bevestigt de hoogleraar dan ook in zijn opvatten dat verdachten zo veel mogelijk naar hun eigen strafrechtstelsel berecht moeten worden. Dus ook als dit stelsel niet past bij de Nederlandse culturele opvattingen.
Mr. A. Klaassen, advocaat bij Bouwman Van Dommelen Advocaten.
Reageren aan scribent? focus@refdag.nl