De bruiloftskinderen zijn de Heere welkom als zij tot Hem komen met het treurkleed van de droefheid over al hun boezemzonden en de zwakheden van hun jeugd. Ons aangezicht is de Heere aangenaam wanneer het met tranen van ware boetvaardigheid is nat gemaakt. Er is geen krachtiger water om het vuur van Gods toorn uit te blussen dan het water van de boetvaardige rouwtranen over onze gebreken. Die genezen ons van onze geestelijke zonden.In dit water van het geestelijk Bethesda moeten wij genezen worden van onze geestelijke lamheid. Onze tranen, die uitwendig vloeien, zullen ons inwendig afwassen. Ze zullen langs onze wangen stromen en opklimmen als een lieflijk reukwerk voor het aangezicht van de Heere.

Ik spreek niet over krokodillentranen, hoerentranen of dronkenmanstranen. Die raken het hart niet. Maar het gaat over Schriftuurlijke tranen van bekering en verbrijzeling, vergoten uit een oprecht gevoel van onze boezemzonde. Zulke heilige en boetvaardige tranen zijn tekenen waardoor de bruiloftsgasten van Christus uiterlijk hun inwendige weemoed betuigen.

Johannes Carpentier,predikant te Barendrecht

(”Voorbereiding tot de Bruiloft des Lams”, 1662)