„Alles gegeven voor het kamerwerk”
„Dit werk was jou op het lijf geschreven”, zei zijn vrouw deze week. Wás, want na bijna negen jaar Binnenhof is het voorbij. Definitief. ChristenUnie-kamerlid Van Dijke moet afscheid nemen op het moment dat zijn partij evenveel zetels bezet als de RPF in 1994. „Wat is er in christelijk Nederland aan de hand?”

Dienstbaar in Gods koninkrijk. Aan die woorden refereerde de huidige fractievoorzitter Rouvoet in de laatste fractievergadering die Van Dijke woensdag bijwoonde. „Zo heb jij het parlementaire werk altijd gezien, Leen. Ik herinner me nog de eerste fractievergadering die jij als voorzitter leidde. Daarin las je Johannes 15: over het blijven in de Wijnstok. Als we niet in de Wijnstok blijven, zei je, is ons kamerwerk slechts een gewone baan. Maar als we het in het geloof doen, is het dienstbaar zijn in Gods koninkrijk.”
Van Dijke heeft er weinig aan toe te voegen. „Alles wat ik had, heb ik voor dit werk gegeven. Dat kan ik onbekommerd zeggen.”
Juist in dit licht is het schrijnend dat hij zijn biezen moet pakken op een moment dat hij nog vol plannen zit. Toen vorige week ruim 35.000 kiezers de ChristenUnie in de steek lieten en meer dan 19.000 blijvers hun stem gaven aan de Friezin Huizinga, was het voor de Zeeuwse parlementariër bekeken. Een week na dato heeft hij de onverwachte klap enigszins verwerkt. Maar zijn gedachten blijven malen. „Wat is er in christelijk Nederland aan de hand?”
Dat zoveel orthodoxe christenen overliepen van ChristenUnie naar CDA -nadat de CU vorig jaar mei ook al zo’n 40.000 stemmen verloor-, kan Van Dijke onmogelijk begrijpen. „Hamvraag bij de kamerverkiezingen is: Wie wil jij jouw spreekbuis laten zijn in het parlement? Dan kan ik me niet voorstellen dat een bijbelgetrouw christen er genoegen mee neemt dat een hindoe, een moslim of iemand die met God geen rekening houdt voor hem het woord voert.”
Merkwaardig
Dat christenen dit keer in de verleiding kwamen CDA te stemmen om de gereformeerde Balkenende in het Torentje te krijgen, beseft Van Dijke. „Maar het is toch vreemd dat mensen die serieus volgens de Bijbel willen leven, blijkbaar geen breder afwegingskader hebben dan het vraagstuk van de macht? Ik vind dat merkwaardig. Het kenmerk van een christen zou moeten zijn: dienstbaarheid, vertrouwen dat je -met Gods hulp- met weinig evenveel kunt doen als met veel, en buigen onder de autoriteit van het Woord. Dan moeten we ons toch niet laten meeslepen in een tweestrijd tussen twee politieke giganten? We hadden vorige week kámerverkiezingen. De vraag wie er in het Catshuis ging zitten, was een irreële discussie.”
Doorfilosoferend over het stemmenverlies dat zijn partij leed, komt Van Dijke tot een stevige stellingname. „Ook bijbelgetrouwe christenen zijn al te zeer gevangen in de cultuur waarin zij leven. Wie dicht bij het water leeft, kent het geluid van het water. Wie dicht bij het Woord leeft, kent de klanken van het Woord. Ik denk dat dat het diepste antwoord is op de vraag waarom een partij als de ChristenUnie niet lijkt aan te slaan.”
Het ver van de Bron leven merkt Van Dijke bijvoorbeeld aan de materialistische en consumentistische inslag van veel mensen om hem heen. „De Bijbel veroordeelt welvaart op zichzelf niet. Je mag best een goed inkomen hebben, maar de vraag is wat je daar vervolgens mee doet. Is het alleen om er zelf riant van te leven? Of heb je dat inkomen gekregen om ervan mee te kunnen delen aan anderen? Dat besef lijken we helemaal te zijn kwijtgeraakt. Als we meer vanuit de Wijnstok zouden leven, zouden we anders zijn.”
Voorkeurstemmen
Een tweede voorbeeld van het op sleeptouw genomen zijn door de westerse, godloze cultuur, is het geïnfecteerd zijn door het machtsdenken. „Neem het hele verhaal van die voorkeurstemmen. Natuurlijk biedt dit systeem de mogelijkheid dat iemand die lager op de lijst staat in de Kamer gekozen wordt, en natuurlijk kan zo iemand dat vervolgens accepteren. Ik ben het ook wel met Tineke eens als zij zegt: „Hier moet je zakelijk mee omgaan.” Maar ik vraag: Dient dit de zaak waarvoor we als ChristenUnie staan? Die vraag moet ieder voor zichzelf beantwoorden, ook Tineke. Maar juist als je een afweging maakt met het oog op de zaak, zou de beslissing wel eens anders uit kunnen pakken dan nu is gebeurd.
Je kunt zeggen: Ik ben gekozen, dus ik ga de Kamer in. Zo redeneren ze bij de VVD en bij GroenLinks. Maar het zitting nemen in de Kamer op grond van voorkeurstemmen is een recht, geen plicht. Binnen een partij als de ChristenUnie zou er toch ruimte moeten zijn voor andere afwegingen, zoals ervaring, kennis van bepaalde disciplines, doorkneed zijn in zaken die bij de achterban gevoelig liggen. Wat mij beklemt is: Gaan we nu niet op dezelfde wijze te werk als mensen die met God geen rekening houden?”
Toen bekend werd dat Van Dijke de Kamer zou moeten verlaten, regende het bij hem telefoontjes en stroomden de brieven en mailtjes binnen. „Maar er was geen enkele reactie bij in de trant van: Natuurlijk, Tineke is gekozen, dus het is logisch dat ze het ook doet. Ze hadden allemaal dezelfde strekking: Dit moet eigenlijk niet. De ChristenUnie kan jou, Leen, niet missen. Blijkbaar leeft er in de achterban veel onbegrip over de gemaakte keuzen. De partij zal met die legitieme gevoelens in wijsheid moeten omgaan.”
Van Dijke richt de vraag naar beïnvloeding door wereldse denkwijzen ook tot zichzelf. „Tegen mijn medewerker Jacob Pot heb ik vaak gezegd: Ik ben voor niets zo bang als voor het gevaar dat we als ChristenUnie een club worden die niet meer goed onderscheidt waar het in deze tijd op aan komt. Waar liggen mijn eigen blinde vlekken? Welk gezichtspunt zie ik over het hoofd, welk aspect dat ik als christen zou móeten zien?”
Antillen-reis
Van Dijke bestrijdt dat hij zelf ook met het machtsvirus geïnfecteerd is geweest toen hij in de aanloop naar de vorige campagne op de Nederlandse Antillen besprekingen voerde met toenmalig PvdA-fractievoorzitter Melkert. „Die gesprekken zijn in de media opgeblazen en uit zijn verband gerukt. Ik heb daar inderdaad met Ad Melkert gesproken, maar in de eerste plaats met het oog op de toen in het verschiet liggende algemene beschouwingen. CDA-leider De Hoop Scheffer bleek in het geheel niet bereid met ons zaken te doen. Samen een motie of amendement indienen voor de palliatieve zorg? Nee, we moesten volgens hem ieder op eigen kracht werken.
Daarom ben ik bij de PvdA uitgekomen. Niet omdat ik zonodig lekker links wilde doen. Wel omdat ik moeite had met veel paarse besluiten en ik bij de VVD geen enkele ingang vond om samen tot verbeteringen te komen. Bij Melkert vond ik die bereidheid tot gesprek wel.”
Dat in de gesprekken tevens vooruit werd geblikt over de verkiezingen heen, geeft Van Dijke meteen toe. „Natuurlijk, nadenken over het post-paarse tijdperk kwam er wel bij. Dat paste ook in die tijd. ChristenUnie en SGP hadden veel kritiek op het beleid van de kabinetten-Kok, maar ik heb altijd op het standpunt gestaan dat je dan ook bereidheid moet tonen om tot alternatieven te komen. Het is te goedkoop om je te beperken tot schreeuwen vanaf de zijlijn.”
Verantwoordelijkheid dragen en met alternatieven komen, is niet alleen mogelijk wanneer je regeringspartij bent. Ook oppositiepartijen kunnen, soms in samenwerking met een deel van coalitie, in praktische zin dingen bereiken. Van Dijke kwam enkele jaren geleden, samen met het PvdA-kamerlid Bussemaker, met een wetsvoorstel dat werknemers de vrijheid biedt zondagswerk te weigeren.
Inmiddels behoort hij tot de selecte groep kamerleden die een initiatiefwet op hun naam schreven. „Het heeft lang geduurd en de werkgevers hebben heftig verzet geboden. Maar nu is het dan toch zover. Ik beschouw het als een omslag in het maatschappelijke en politieke denken over arbeid en rust. Het is er ook een bewijs van dat kleine partijen, als de tijd er rijp voor is, wel degelijk iets kunnen bereiken.”
Gesleurd
Maar een partij moet niet té klein worden. Telde de ChristenUnie enkele jaren terug nog vijf kamerzetels en leek er perspectief op zes of zeven, inmiddels zijn er nog slechts drie van over. Dat moet een zware desillusie zijn voor een man die er, naar eigen zeggen, „jarenlang aan gesjord en gesleurd” heeft om RPF en GPV bij elkaar te brengen.
„Soms gaat de vraag inderdaad door je heen: Waar is het allemaal goed voor geweest? Was het niet gemakkelijker geweest als we gewoon als RPF door waren gegaan? Misschien waren die drie zetels dan ook wel gebleven. Dan hadden we gewoon onze eigen klankkleur en cultuur kunnen behouden. Maar dat is toch geen juiste gedachte. Het ging niet alleen, zelfs niet primair, om groei. De verdeeldheid van RPF en GPV was principieel onjuist.”
Dat vindt Van Dijke ook ten aanzien van de SGP. „Met die partij zijn de verschillen groter dan ze tussen RPF en GPV waren. Daarom is samenwerking of samengaan lastiger. Maar rechtvaardigen de verschillen een gescheiden optrekken? Naar mijn idee zouden we best onder één paraplu verder kunnen. Dan zouden we op publieke podia als een eenheid op kunnen treden, terwijl we intern ruimte houden om met elkaar te blijven discussiëren over punten als theocratie, geestelijke vrijheid of de positie van de vrouw. Voor mij blijft het iets van schuld houden als we gescheiden blijven optrekken.”
Dat de ChristenUnie in zeteltal zo is teruggevallen, bewijst voor hem niet dat er voor de partij geen plaats meer is in het Nederlandse politieke spectrum. „We waren al een Gideonsbende en we zijn na twee slecht verlopen verkiezingen inderdaad geminimaliseerd. Maar ik zou het onterecht vinden als we onze pijlen nu zouden gaan richten op onze eigen campagne of koers. De verkiezingscampagne was goed, we zijn teruggegaan naar onze ”roots” en André Rouvoet heeft het uitstekend gedaan.”
Hartekreet
Van Dijke zou wel een hartenkreet willen slaken. „Laat de ChristenUnie alsjeblieft geen club worden die tevreden is als er in het parlement een amendementje is aangenomen, of als we een goede naam hebben bij collega-kamerleden. Laten we vooral echte volksvertegenwoordigers blijven, die zich regelmatig buiten de Kamer, in het land vertonen en die voeling houden met de boer, de man van het midden- en kleinbedrijf, de asielzoeker en de bijstandsmoeder. We zijn gekozen om op evenwichtige wijze de belangen van die mensen te verdedigen. Vanuit een christelijk-sociale grondgedachte.
Neem de asielzoekers die nu plotseling Ameland moeten verlaten. Hun kinderen kunnen het schooljaar niet eens afmaken. Dat zouden we onze eigen kinderen toch ook niet aandoen?”
Zijn er daden of beslissingen waarvan u, terugblikkend op uw politieke carrière, spijt hebt?
Na enig denken: „Dat ik dat interview met Nieuwe Revu, waarin ik uitspraken deed over homoseksuelen, niet grondiger heb bekeken en heb gecorrigeerd voor het werd gepubliceerd. Aan de andere kant: Het heeft uiteindelijk toch iets positiefs opgeleverd: een rechterlijke uitspraak dat dit op grond van de vrijheid van godsdienst en meningsuiting gezegd mag worden.”
Wat zult u van het kamerwerk het meest missen?
„Het directe contact met mensen en hun problemen. Ik had heel wat individuele asielkwesties onder mijn beheer. Dat ik dit werk, dat zich veelal buiten de publiciteit voltrok, mocht doen, stemt me zeer dankbaar. Maar ik zal het ook erg missen. Er zijn mensen die mij nu wanhopig schrijven of mailen: „Als jij ermee stopt, wie moet dit werk dan gaan doen?””
En wat nu?
„Eerst even vakantie houden. Verder heb ik nog geen begin van een gedachte over welk werk ik zou kunnen gaan doen. Maar er komt vast wel weer een plekje waar ik dienstbaar kan zijn in Gods Koninkrijk.”
Dit interview is woensdag aangekondigd voor de krant van zaterdag.