Binnenland

Ontsnapt aan een bizar experiment

Hij kreeg polio van een stervende soldaat op wiens schoot hij zat. Hij gaf zijn antistoffen voor de polioprik, waardoor miljoen kinderen de ziekte niet kregen. En hij overleefde een viervoudige herbesmetting met het virus door de Japanse bezetter, alsook zes concentratiekampen. Toch kan Dik de Moor uit Montfoort (78) zijn voormalige belagers vergeven. „De Japanners zijn ten diepste een beleefd en een hardwerkend volk.”

Gijsbert Wolvers
14 August 2009 07:33Gewijzigd op 14 November 2020 08:27
Dik de Moor, „Eisenhower met het lichaam van Roosevelt”, overleefde een Japans medisch experiment en zes concentratiekampen. Linksboven de foto van zijn moeder, rechts het schilderij dat hij van het mannenconcentratiekamp Tjimahi maakte. Foto RD, Anton Do
Dik de Moor, „Eisenhower met het lichaam van Roosevelt”, overleefde een Japans medisch experiment en zes concentratiekampen. Linksboven de foto van zijn moeder, rechts het schilderij dat hij van het mannenconcentratiekamp Tjimahi maakte. Foto RD, Anton Do

Over twee maanden komen zijn memoires uit. Gezeten op zijn scoot­mobiel, voor zijn kleine bureau met het manuscript, dist De Moor de ene na de andere anekdote uit zijn leven op. In zijn boek, ”Leven met geleende tijd”, zet hij ze ordelijk op een rij.Dik de Moor komt in 1931 in Batavia ter wereld als zoon van hoogleraar bacteriologie Cornelis de Moor en operatieverpleegkundige Jantine Muijs. Bas is zijn anderhalf jaar oudere broer.

Diks jongejeugdjaren zijn onbezorgd. In 1936 vertrekt het gezin naar de stad Makassar op Celebes (Sulawesi). Daar kan vader De Moor zijn werk voor het vervaardigen van vaccins, onder andere tegen hondsdolheid en cholera, beter uitvoeren. „Een paradijs voor een jongen die houdt van zeilen tussen de koraaleilanden voor het eiland.”

In 1939 gaat vader De Moor met zijn gezin op vakantie naar de binnenlanden van Celebes. Dorpsbewoners van het Torajavolk gijzelen het gezin, vanwege het esculaapteken op de auto. De Moor moet de blindheid van de burgemeester van het dorp genezen, wat medisch gezien onmogelijk is.

Hoe zich uit de situatie te redden? Vader Cornelis verzint het verhaal dat de burgemeester een goede burgervader was, maar heeft verzuimd zijn ervaring aan een opvolger over te dragen. Om dit goed te maken, krijgt hij van de goden ”geleende tijd”. De dorpelingen zijn tevreden met de verklaring en laat de familie gaan.

Dik De Moor gebruikt de term ”geleende tijd” in de titel zijn memoires. Hij beschouwt zijn leven vanaf de Japanse kampen als ”geleende tijd”.

Oorlog

Op 7 december 1941 luidt Japan de oorlog in het Verre Oosten in door een verraderlijke luchtaanval op de Amerikaanse vloot in Pearl Harbor. De westerse geallieerden, waaronder Nederland, verklaren Japan de oorlog.

De Japanse opmars in het Nederlands-Indische eilandenrijk verloopt razendsnel. Al op 24 januari 1942 landen Japanse soldaten in Zuid-Celebes. Vader en moeder De Moor zijn druk met de vele gewonden die Makassar binnenstromen en laten hun zonen vluchten naar Batavia, op Java. Ze kunnen hen laten meevliegen met een ziekentransport.

Het wordt een desastreuze vlucht. Dik, inmiddels 10, krijgt een plek op het toilet. Hij gespt zich niet vast, „eigenwijs als ik was.” Dat wordt zijn redding. Na een tijd ontdekt een Japanse jager het burgervliegtuig en valt aan. Door de ontwijkingsmanoeuvres van de piloot valt de jongen uit het toilet, boven op de schoot van een ernstig zieke, met polio besmette Australische soldaat. Achterin doorzeven Japanse kogels het toilet. Toch haalt het vliegtuig eindbestemming Soerabaja, op Oost-Java.

De gewonde ‘Aussie’ is dan inmiddels gestikt door zijn verlammingsverschijnselen. Maar niet alvorens zijn besmettelijke adem te laten gaan over het gezicht van Dik, die door een recente operatie is verzwakt.

De broers worden opgevangen door een hoogleraarsechtpaar in Batavia, de familie Bonne, opnieuw een redding voor Dik. Een week na aankomst krijgt hij verstikkingsverschijnselen. Prof. Bonne deponeert hem in zijn T-Ford en rijdt keihard met hem naar een ziekenhuis. Daar wordt hij in een beademingsmachine –ironisch genoeg een proefmachine van Japanse makelij– geschoven. Dik blijkt polio in de hoogste graad te hebben gekregen. Hij lijdt aan allerlei verlammingsverschijnselen en lijkt stervende. De ”ijzeren long” redt echter het leven van de jonge knaap.

Snel daarna arriveert zijn moeder, zodat zij voor hem kan zorgen. Als Dik in leven blijft, wordt hem gevraagd mee te werken aan een bloeddonatie. Vanwege de enorme hoeveelheid antistoffen zou 100 milliliter van Diks bloed het leven van een stervende jongeman kunnen redden.

Dat doet het ook. Het resultaat van de bloeddonatie is verbluffend: de jongeman knapt weer op, zonder schade aan het centrale zenuwstelsel of verlammingen.

Clown

Op 5 maart 1942 ziet Dik een soort clown de galerij van het ziekenhuis opkomen, waar hij op een veldbed ligt. „Een kakipak aan, een vechtpet op het hoofd, een bril op en een geweer met bajonet in zijn handen.” De clown blijkt een kleine Japanse soldaat te zijn die Dik gebiedt op te staan. Als de jongen dat niet doet –hij is verlamd– trapt de Jap woedend het veldbed met Dik erop naar de 80 centimeter lager gelegen grond, zet zijn voet op Diks hals en doorboort diens borst met zijn bajonet.

Dik schreeuwt het uit, waarop zijn moeder arriveert. Die springt op de rug van het mannetje, krabt, trapt en stompt hem. De kleine soldaat keert zich om en bewerkt moeder met kolf en bajonet. Verpleegsters, met en zonder kapjes voor hun mond, snellen toe, waarop de Japanner, bang voor besmetting, op de vlucht slaat. Moeder is niet alleen ernstig lichamelijk, maar vooral psychisch gewond. Voor Dik de Moor is de oorlog begonnen.

Na het incident moeten moeder en zoons De Moor naar de Van Heutszboulevard. In deze wijk sluit de Japanse bezetter allerlei Europeanen op. Vanaf dat moment wordt Dik bijna dagelijks opgehaald om in het ziekenhuis onder dwang zijn bloed met zijn vele antipoliostoffen af te staan. Daarbij prikken Japanse artsen met botte naalden in zijn liesslagader. Dik verzwijgt dit misbruik ter bescherming van zijn depressieve moeder. In die tijd hoort het gezin dat vader De Moor is overleden.

Zes maanden lang gaan de verplichte bloeddonaties door, ook als de De Moors in juni ’42 naar het Kramatgetto verhuizen. Het experiment krijgt bizarre proporties als Dik naast een terminale poliopatiënt komt te liggen waarbij hun bloedbanen aan elkaar worden gekoppeld. Tot vier keer toe proberen Japanse artsen Dik zo te herinfecteren met het poliovirus. „Een Japanse nazihand kneep mijn keel half dicht onder het uitroepen van de term „gaj-tsjoeoe” (ongedierte), gevolgd door een serie dreigementen die waren bedoeld als waarschuwing dat ik niemand over de herinfectie mocht vertellen.”

De Koreaanse kampcommandant, Kondo, de Nederlandse kamparts en zijn moeder dwingen hem te vertellen dat hij slachtoffer is van een medisch experiment. Kondo zorgt ervoor dat moeder, Bas en Dik midden in de nacht naar vrouwenconcentratiekamp Grogol worden gebracht en administratief onvindbaar raken. Kondo redt zo Diks leven.

In de oorlog is het de gewoonte van de Japanners alle slachtoffers van hun medische experimenten te vermoorden. Dat leidt tot meer dan een half miljoen doden in het Verre Oosten (zie kader).

In Grogol is het eten karig. De voedingswaarde is nog geen 40 procent van wat de moeders en kinderen nodig hebben. De vrouwen proberen zich erdoorheen te slaan door elkaar gezelligheid te bieden en goed voor elkaar te zorgen, onder andere door (verboden) onderwijs aan de kinderen te bieden en toneelvoorstellingen te geven.

Na een jaar Grogol vertrekken de De Moors naar kamp Tjideng. Op 15 maart 1944 zijn alle kampen in concentratiekampen veranderd en alle geïnterneerden in krijgsgevangenen. „Daardoor konden de Japanners ons makkelijker vermoorden”, aldus De Moor.

Een paar maanden later, in september, moeten alle jongens boven de 10 jaar uit de vrouwenconcentratiekampen naar een mannenconcentratiekamp. Japanners beschouwen jongens van die leeftijd als volwassen.

Lichamen wassen

Dik keert terug in het tot mannenconcentratiekamp omgevormde Grogol. De inmiddels 13-jarige jongen moet twee keer dode lichamen ritueel wassen en scheren in ruil voor extra eten, gegeven door kampcommandant sergeant Matsuama, een sympathieke Koreaan.

Enige dagen later komen Japanners briesend het kamp binnen. Matsuama moet van de Japanse commandant zelfmoord plegen, wat Dik ziet gebeuren. De overige Koreaanse bewakers worden vervangen door Japanse soldaten. Japan is bang geworden door een opstand van deze ”nep-Japanners”, medio ’44 op Midden-Java.

In november ’44 moet Dik met alle jongens naar de hooglanden van West-Java, waar het grote mannenkamp Tjimahi ligt. Hij sluit er paradoxaal genoeg vriendschap met een Japanse soldaat, die hij Dikbuik noemt.

De situatie in het kamp is bar. In 1990 maakt De Moor een schilderij van de toestanden in dit kamp (zie foto). Voorop staan mannen op appel, met onverschillige, uitgeteerde gezichten. Achter dit fragment is een man te zien die met rioolwater een bord wast. Achter hem staat een ton met urine. De mannen gebruiken die onder meer als gist voor het kampbrood en in de ”jeugdzorgdrab”, een urinegistpapje dat een probaat middel tegen beriberi-oedeem is.

In het midden zwaait de kampcommandant met een zwaard. Achter zijn rug prikt een soldaat in de lijkzakken, om te controleren of geen levenden zijn via deze weg het kamp proberen te ontsnappen.

Het optreden van ene Roelink, een echte leider, maakt het leven van de mannen iets dragelijker. Door hem krijgt de verzwakte Dik makkelijk werk (uniformknopen maken) en jeugdzorgdrab, wat hem in leven houdt.

Twee Amerikaanse atoombommen dwingen Japan op 15 augustus 1945 tot overgave. De oorlog is ten einde. „In ruim drieënhalf jaar was er aan mij een hel voorbijgegaan”, oordeelt De Moor in zijn boek.

De gevangenen kunnen uit het kamp ontsnappen, waar zij kunnen handelen met de Indonesische bevolking. Algauw blijkt de situatie buiten het kamp echter gevaarlijk door de ontluikende onafhankelijkheidsstrijd. De Japanners krijgen nu de rol van beschermers tegen de Indonesische vrijheidsstrijders.

Door een voordelige handel in sigaretten verdient Dik in zeer korte tijd veel geld. Dankzij dat geld en met gevaar voor eigen leven ontsnappen broer Bas en hij naar Batavia. Daar weten ze hun moeder te bereiken. Zelfs het hele gezin wordt herenigd. Hun vader blijkt de oorlog toch te hebben overleefd.

De De Moors, gaan terug naar Makassar, waar ze het vooroorlogse leven weer proberen op te pakken. Wegens de voortdurende onafhankelijksstrijd repatriëren moeder, Bas en Dik begin 1947 naar Nederland.

Arabische wereld

Ondanks zijn polioverschijnselen –verlammingen en pijn– maakt Dik carrière. Hij studeert in Zweden en Engeland en schopt het tot ingenieur en bedrijfseconoom. Hij werkt voor gerenommeerde bedrijven als General Electric Company en SHV. Voor het laatste bedrijf is hij lange tijd gevestigd in Arabische wereld, waar hij gebruikmaakt van zijn kennis van het oosterse leven. Hij ontmoet er onder anderen de Iraakse dictator Saddam Hussein en de Saudische koning Fahd. De laatste noemt De Moor „Eisenhower met het lichaam van Roosevelt.” De Moor lijkt op Eisenhower en had –net als Roosevelt– polio.

Tijdens een paar gevaarlijke vliegreizen herbeleeft De Moor de dramatisch verlopen tocht vanuit Makassar naar Soerabaja.

Op zijn 60e moet hij wegens lichamelijke klachten met vervroegd pensioen. In 2002 krijgt hij een geheel nieuw kunstaderstelsel in zijn onderbuik. Zijn aders hebben het begeven als gevolg van de herhaaldelijke perforaties door de botte injectienaalden van de Japanse artsen. Sinds maart vorig jaar krijgt De Moor continu zuurstof toegediend, zijn benen zijn volledig verlamd door de polio.

De Montfoorter geeft door een haalbaarheidsstudie en dankzij zijn bewijsvoering aanleiding tot de toekenning van Het Gebaar in 1998 door de Nederlandse overheid. Daarbij krijgt de Indische gemeenschap een zekere genoegdoening voor de „kille ontvangst” van de Indische Nederlanders na hun vlucht naar Nederland als gevolg van de Indonesische onafhankelijkheid. Verder geeft hij vele gastlessen op scholen. „Om te laten zien hoe erg oorlog en de gevolgen ervan zijn.”

Uit het boek blijkt De Moors enorme doorzettingsvermogen, wat hem op de Zweedse hogeschool de bijnaam ”Sisu” (”doorzetter” in het Fins) oplevert. Tweeëneenhalf uur later zit de 78-jarige nog altijd rechtop in zijn scootmobiel. Menig sappig detail, boeiende ontmoeting of interessant weetje heeft hij gedebiteerd.

Kunt u de Japanners hun misdaden vergeven?

„Ja. Japanners zijn ten diepste een beleefd en een hardwerkend volk die vele goede producten maken. Japan is tweeledig: zijn shintoreligie is keihard, maar de meer boeddhistische kant is hoofs, vergevingsgezind. Bijna elk Japans huis heeft twee tempels: een voor het shintoïsme, en een andere. Ik probeer die andere kant te bevorderen.”

www.kirjaboek.nl.

Mede n.a.v. ”Leven met geleende tijd, Memoires van een medisch proefpersoon”, door Dik de Moor; uitg. Kirjaboek, Hoogwoud, 2009; ISBN 978 94 6008 047 0; ca. 300 blz.; prijs bij voorinschrijving (voor 25 september bij Kirjaboek, Hanebalk 2, 1718 EG Hoogwoud of via 0226-314119) € 26,00, na 19 oktober € 28,50.


Half miljoen slachtoffers door Japanse medische proeven

Vandaag en morgen hebben de herdenkingen van de Japanse capitulatie in de Tweede Wereldoorlog plaats, morgen 64 jaar geleden. Een in Nederland ietwat onderbelicht fenomeen. Op 4 mei is het Nationale Dodenherdenking, 5 mei de officiële Bevrijdingsdag.

Er is echter geen reden deze bevrijding minder uitbunding te vieren. Miljoenen Nederlandse onderdanen werden bevrijd van de Japanse bezetter, die in vele opzichten niet minder wreed was dan de Duitse.

Niet alleen de Duitsers, ook de Japanners deden aan medische experimenten die honderdduizenden mensenlevens kostte. Dik de Moor, volgens eigen zeggen de enige Nederlandse overlevende van de Japanse medische experimenten, becijfert in zijn boek ”Leven met geleende tijd” dat prins Chichibu, de jongere broer van keizer Hirohito, tijdens de oorlog met zijn eenheid 427.000 medische proefpersonen (maruta’s) in China heeft vermoord. Daarnaast publiceerden Japanse dagbladen „vol trots” nog meer moorden op 75.000 maruta’s in andere bezette gebieden, zoals de Filipijnen en Nederlands-Indië. Ook kwamen minimaal 290.000 Indische dwangarbeiders om, volgens Indonesië zelfs 2 miljoen, 2,5 procent van de toenmalige bevolking. De Moor acht de stelling dat Japanners aan genocide deden dan ook terecht.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer